Ich bin ein Facebooker

An Egyptian anti-government demonstratorWas het nu een Facebook-revolutie of niet?

Ja, zegt Wael Ghonim, de Google marketing manager die met zijn pagina ‘We are all Khaled Said’ symbool werd van het Egyptische verzet. ‘Ik wil Mark Zuckerberg ontmoeten en hem bedanken’, verkondigde Ghonim op CNN na de overwinning. ‘Ik spreek voor heel Egypte. Deze revolutie begon online. Deze revolutie begon op Facebook.’

De Egyptenaar die zijn pasgeboren dochter Facebook Jamal Ibrahim noemde is het ongetwijfeld met hem eens.

Nee, zou Gunnar Heinsohn zeggen. De Duitse socioloog voorspelde jaren geleden al grote sociale onlusten in het Midden-Oosten, simpelweg omdat er een zogenaamde ‘youth bulge’ is: teveel jongeren met teveel energie voor wie er door de enorme werkeloosheid ook nog eens weinig te verliezen is.

In Egypte is de helft van de bevolking jonger dan 25 jaar. In Libië zelfs jonger dan 20. (Mocht iemand nog hopen op een radicale omwenteling in Nederland, dat kunnen ze dat vanuit dit perspectief vergeten: de gemiddelde leeftijd is veertig bij ons).

Maar Gunnar Heinsohn komt nergens aan het woord. Daarentegen is er nauwelijks een nieuwsbericht over de Egyptische revolutie te vinden waarin Facebook niet wordt genoemd. Of het nu is om de website te prijzen als doorslaggevend element, of om te betogen dat het allemaal wel meeviel met die invloed: Egypte en Facebook horen bij elkaar.

Zou iemand zich vandaag de dag interesseren voor de vraag of de Franse revolutie al dan niet pamflet-gedreven was? Of de Amerikaanse revolutie er misschien een van mond-op-mond reclame is geweest?

Waarom toch die enorme nadruk op een medium? Waar komt die fascinatie vandaan?

De sociale media zijn een relatief nieuwe fenomeen. Twitter bestaat vijf jaar, Facebook zeven, gecombineerd hebben ze bijna een miljard gebruikers. En die gebruikers staan, in theorie, allemaal in contact met elkaar. Elk idee, elke mening en elk gevoel, hoe opruiend of tegendraads ook, kan er worden gedeeld. Hier zijn geen poortwachters of mediators, zoals bij de traditionele media. Geen selecte groep anonieme mensen meer die voor ons bepaalt wat we te weten komen. Sterker nog: steeds vaker volgt de voormalige media elite óns, vraagt aan ons wat er hoe en wanneer is gebeurd.

Wereldwijd neemt het wantrouwen tegen traditionele instituties toe. Ook in de westerse democratieën waar de opkomst bij verkiezingen steeds lager is en populisten die inspelen op onderbuikgevoelens het goed doen. Burgers voelen zich machteloos. Terwijl grote demografische veranderingen (migratie, vergrijzing, verschuivende economische macht) hard ingrijpen in onze welvaartsmaatschappij menen we dat overheden nog steeds regeren via ‘achterkamertjes’, dealtjes en partijpolitiek. Tot nu toe.

In Nederland besloot de ING-top onlangs haar in opspraak gekomen bonussen in te leveren wegens aanhoudende kritiek vanuit de maatschappij. Dat Tweede Kamerleden zich ontzettend kwaad hadden gemaakt over de vermeende zelfverrijking was bij die beslissing volgens het NOS journaal (22 maart) niet van belang geweest. Wat de doorslag had gegeven waren boze Twitterberichten en een toename van de Google zoekterm ‘ING opzeggen’. Er was sprake van een rechtstreeks ingrijpen van het volk.

Het is de ultieme democratische droom.

‘Ich bin ein Berliner’, sprak John F. Kennedy in 1963 tijdens een bezoek aan West-Berlijn. Wat hij daarmee bedoelde was ‘een vrij man’. West-Berlijn was destijds een enclave in het onderdrukkende Russische regime. Tegenwoordig heeft die enclave zich gevoelsmatig naar internet verplaatst.

Ich bin ein Facebooker.

Kleur je profiel op Twitter groen en je betuigt je steun aan het Iraanse verzet. Neem als profielfoto de Japanse vlag en spreek zo je bezorgdheid uit. Voeg de hashtag powertothepeople toe en iedereen ziet je sociale hart.

Door in de Egyptische revolutie continu Facebook erbij te betrekken, of in het geval van de Iraanse opstanden in 2009 Twitter, wordt het verre verzet tegen corrupte regimes ook een beetje van ons. Wij gebruiken tenslotte dezelfde media. En het zijn nog westerse uitvindingen ook.

Zoals Funs Elbersen jubelde in Jong (NRC 16 maart): ‘Onlangs is gebleken dat sociale media volken kunnen mobiliseren en dingen kunnen bereiken waar de internationale gemeenschap in jaren niet in slaagde: dictators verdrijven.’

En zo is de Egyptische revolutie uitgegroeid tot Facebook’s gedroomde reclamestunt. (Gemakshalve vergeten we maar even dat ook dictators meegaan met hun tijd. Kaddhafi stuurt getrouwen Facebook op, Hugo Chavez schijnt een begenadigd twitteraar te zijn, het Amerikaanse leger maakt onder valse profielen vrienden op Facebook, vooral het Midden-Oosten, om die vrienden vervolgens te bestoken met propaganda-praat.)

Kunnen we ons voorstellen dat de val van de Berlijnse Muur in 1989 de Levi’s-revolutie zou worden genoemd? De val van Cheauchesku de Ikea-revolutie? In het Oostblok verlangden ze naar westerse welvaart, vandaar.

Net als Levi’s en Ikea is Facebook een bedrijf, en een ijzersterk merk.

Elke reclamecampagne, voor welk product ook, speelt in op onze verlangens. Bij gebruik van een bepaald product zul je mooier, aantrekkelijker, stoerder, gelukkiger zijn. Met Axe-deodorant trekt een man gewillige vrouwen aan, door Libresse-inlegkruisjes leidt de moderne vrouw een actief bestaan.

De belofte die Facebook maakt is er een van invloed middels onbegrensde verbondenheid. Zónder dat het je je individuele vrijheid kost. Collectiviteit met behoud van identiteit. Connect the world. Share. Meet. Door jezelf te zijn, te laten weten wat je denkt, voelt en vindt, in 130 tekens of in je statusbalk, verbind je jezelf niet alleen aan anderen, maar ook aan de grote gebeurtenissen op het wereldtoneel.

‘Westerlingen dromen van een Facebook & Twitter paradijs’ zei Benjamin Netanyahu in een interview met Piers Morgan op CNN. Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Doe mee en er ligt individuele vrijheid voor de massa’s in het verschiet. Kijk maar naar Egypte. De reclamespot.

‘Ik heb altijd al gezegd’, riep Wael Ghonim, onze Google marketing manager, vanaf het Tahirplein, ‘om een samenleving te bevrijden hoef je ze alleen maar internet te geven!’

Het individuele verbindt zich aan de belangen van de groep. Diepzinnigheid verenigt zich met oppervlakkigheid (je ‘liked’ net zo makkelijk een revolutie als een paar foto’s van de eerste krokussen in het park). Is er dan helemaal geen keerzijde aan de droom?

De Canadese filosoof Marshall McLuhan meende dat wij niet de media vormen, maar de media ons. ‘The medium is the message’, is zijn beroemdste zin. Later voegde hij daar nog aan toe dat het medium ook de massage was. Omdat van elk nieuw medium een verdovende werking uitgaat. Het masseert ons als het ware om volgens zijn wetten te gaan denken, volgens de manier waarop het medium informatie filtert en presenteert. Techniek is nooit neutraal.

Wat is dan hetgeen dat buiten beeld verdwijnt bij de sociale media? Het antwoord is: verschil. Want op de sociale media zijn we misschien allemaal gelijk, allemaal vrij, allemaal verbonden, daar maakt het niet uit welke muziek je leuk vindt, welke relatiestatus je hebt, of aan welk onderwerp je je engageert, maar in de echte wereld is er wel degelijk onderscheid. In een buitenwijk van Beni Suef bijvoorbeeld maakt het wél uit wat je opleiding is, hoe hoog je inkomen is, welke ambtenaren je kent, en welke kansen je hebt gehad.

Een gevoel van eenheid waar die eenheid niet bestaat, de nivellerende wereldblik, dát is wat de reclameslogan ‘Facebook-revolutie’ ons vooral verkoopt.

Dit stuk verscheen op zaterdag 2 april in het NRC Handelsblad