De opkomst van het Amélie-syndroom (over ‘The Future’ van Miranda July)

amelie
Halverwege de film The Future komt de tijd tot stilstand. Vlak voordat Sophie haar vriend Jason wil vertellen dat ze is vreemd gegaan, legt hij zijn hand op haar hoofd waardoor alles, behalve hijzelf, bevriest. Hij wil het niet horen, wil het niet weten, en zolang Sophie niet spreekt, is er niets aan de hand.

Het een veelzeggend detail, niet omdat stilstaande tijd zo origineel is, zoals alle recensenten meenden (het komt in tientallen series, films en zelfs reclames voor), maar omdat het verlangen ernaar in feite de hele film samenvat.

Het verhaal is simpel: de mid-dertigers Sophie (gespeeld door regisseur en scenarioschrijver Miranda July) en Jason proberen iets van hun leven maken, nu het nog kan, ze weten alleen niet wat. ‘Ik zal nooit meer president worden’, verzucht Jason. Niet dat hij dat wilde, maar het idee dat steeds meer deuren zich sluiten, beangstigt hem. Is dit ene leven dan alles wat er is? Ook Sophie voelt zich opgesloten in haar bestaan, ze begint een affaire enkel om te ontdekken wie ze nog meer kan zijn.

Zowel Jason als Sophie hebben met andere woorden last van de o zo moderne keuze-stress, ook wel het dertigers-dilemma genoemd (al worstelen minstens zoveel twintigers er mee): grenzen, gemeenschappen en tradities zijn verdwenen, God is vervangen door Facebook, alles kan en alles mag en dat verlamt.

Een logische reactie daarop is dromen van ontsnapping. Weg van al die twijfels en verantwoordelijkheden. Weg van een wereld die steeds groter en complexer wordt, steeds voller aan meningen, ideeën en betekenis. Naar een plek waar alles simpel en overzichtelijk is. Het verleden bijvoorbeeld.

Dat we in nostalgische tijden leven is bekend. Ook ouderen grijpen gretig terug. Televisieconcepten als Wie van de Drie worden afgestoft, tribute-bands van ABBA of The Eagles trekken volle zalen, jaren ‘80 two-hit wonders als The Human League en Def Leppard gaan weer op toernee. Het authentieke koken is populair: eten zoals het vroeger werd gemaakt. Een bepaalde groep jongeren pakt het echter drastischer aan. Die brengen de tijd tot stilstand door, letterlijk, te ontsnappen naar hun eigen jeugd.

Miranda July is daar een perfect voorbeeld van. Al haar werk (naast filmmaker is ze ook schrijver en performanceartiest) ademt een verering uit van de onbezonnen kindertijd.

Dat begint al bij haar uiterlijk (ook een vorm van werk). Ze is 37, maar ziet er nog altijd uit als een meisje. Haar grote, blauwe ogen kijken verwonderd de wereld in, haar warrige krullenbos lijkt altijd ongekamd. Het liefst draagt ze gouden ponchos, kanten jurkjes of balletpakjes.

In The Future eet ze als Sophie liever een ijsje dan dat ze seks heeft.

Een van Miranda July’s meest succesvolle projecten was de website Learning to love you more. Via die website gaf ze lezers opdrachten als: ‘Klim in een boom en maak een foto van het uitzicht’, ‘Schrijf een persbericht over een alledaagse gebeurtenis’, ‘Maak een baby-pak voor een volwassene (en loop er een dag in rond)’. Duizenden mensen reageerden, zonden foto’s en video’s in van zichzelf.

Want Miranda July is de enige niet. Er zijn tegenwoordig legio leeftijdsloze meisjes zoals zij.

Het leeftijdsloze meisje is artistiek en doet iets met taal, beeld of kleding. Ze houdt een weblog bij over al haar gekke belevenissen, draagt strikjes in haar haar en omschrijft zichzelf in haar biografie (te vinden op internet) als: ‘Ze is licht misantropisch ingesteld, woont samen met haar al even misantropisch ingestelde kat, en werkt in een winkeltje waar ze de meest bizarre etalages inricht’ of: ‘Uiteindelijk gelooft ze in ‘grote liefdes’ en oude huizen vol dieren en kinderen met stoffig haar en plastic laarzen’, of ‘Het allerliefst hanteert zij eigenlijk een schroefboormachine’.

Nooit eens houdt ze van SM of wil ze de Himalaya beklimmen. Niemand droomt van wereldheerschappij. Het is vooral heel schattig allemaal.

Je zou het het Amélie-syndroom kunnen noemen, naar het sensitieve meisje dat in de film Le fabuleux destin d’Amélie Poulain iedereen weet aan te steken met haar onbevangenheid. Amélie leeft in een fantasiewereld en breekt ondertussen graag suikerlaagjes van de crème brulee.

Ook in de literatuur dringt ze zich op. Jonge schrijvers als Eva Meijer en Alma Mathijsen beschrijven het leven van leeftijdsloze meisjes die niet helemaal van deze wereld zijn. Ze kunnen niet aarden, het is allemaal maar schrikken voor ze. Ze dragen, zoals in Je blijft van Anna Drijver ‘een gebloemd, tweedehands jurkje met spaghettibandjes en blauwe laarsjes’ (nee, hier wordt geen kleuter beschreven). Ze willen ‘weg van de wereld’, zoals Renske Jonkman schrijft in Zo gaan we niet met elkaar om: ook hoofdpersoon Hazel droomt van een tijd die stopt.

Het is een gekke tegenstelling. In het dagelijks leven zijn de meeste jongeren via hun smartphones voortdurend ingeplugd, doen ze zich te goed aan hun gadgets en networks, promoten ze zichzelf via Facebook en Twitter, consumeren ze zich helemaal suf, maar in het werk van veel jonge schrijvers, filmmakers, muzikanten en ontwerpers blijft de essentie van het technologisch-kapitalisme dat zoveel invloed op hun sociale leven en identiteit heeft, grotendeels buiten beeld. Laat staan dat er een commentaar op geleverd wordt. Het is hoogstens aankleding, of erger, een bewijs van leegte juist. (Het beste voorbeeld hiervan is misschien wel een leeftijdsloze jongen, allang niet jong meer, de koning van de jeugd-nostalgie, Nico Dijkshoorn. Hij brak door via allerhande internetfora, twittert als een bezetene, maar verzet zich in zijn gedichten voortdurend tegen al die nieuwerwetsigheid).

Bij Le fabuleux destin d’Amélie Poulain werden alle beschikbare technische middelen ingezet om een droom te creëren waarin diezelfde techniek en moderniteit nu juist ontbreekt. Kleuren zijn in de postproductie feller gemaakt, straatvuil en buitenlanders verwijderd. The Future is verre van zo’n technologisch hoogstandje, maar ook hier wordt de buitenwereld expliciet buiten beeld geduwd. In een poging nu eens te gaan leven, sluit Sophie al aan het begin van de film internet af. Het echte leven bevindt zich buiten technologie, zo luidt de implicatie.

Het heeft allemaal niets te maken met de werkelijkheid, geeft niets wezenlijks weer. Waar we uiteindelijk naar kijken en luisteren is de fantasie van bange mensen die zich van de wereld hebben afgekeerd, maar ondertussen gretig gebruik maken van haar verdiensten. Al die leeftijdsloze jongens en meisjes, ze dichten over ouderwetse briefpost, maken foto’s van een mooie lichtinval, doen die foto vervolgens met een app ouder lijken, fantaseren zoals in The Future over favoriete T-shirts die je komen zoeken als je ze te lang niet hebt aangehad (een variatie op de plastic zak uit American Beauty), plengen twee tranen om al die ontwapenende schoonheid, en updaten dan hun status op Facebook nog maar een keer (heerlijke taart gebakken! zometeen picknick in het park!).

‘I say okay to nothing’ is de laatste zin van The Future als Jason en Sophie eindelijk de wereld in stappen. De wereld is ‘nothing’ wat hen betreft. En zo zijn we dan toch bij de kern beland: achter al dat verlangen naar een magische utopie van onschuld en onbedorvenheid, gaat vooral een enorme desinteresse schuil. Ze doen maar, zeggen de leeftijdsloze jongeren als Miranda July, daar in die buitenwereld, ze bekijken het allemaal maar. Ik trek gewoon mijn blauwe laarsjes aan en ren lekker door de regen met mijn misantropische kat.

Ze willen het niet horen en ze willen het niet weten, wat daarbuiten gebeurt. Gelukkig tikt de tijd ondertussen rustig door.

Dit artikel verscheen 22 september 2011 in nrc.next