tegen rationaliteit

Maak kapot wat jou kapot maakt. Aan die dichtregel van Menno Wigman moet ik steeds weer denken als ik iets over antivaxxers, flaterathers of QAnon aanhangers lees. Dit met dank aan de Duits-Amerikaanse filosoof Herbert Marcuse.
Tegenwoordig worden complotdenkers vooral geduid via hun onderbuik, ze zouden angstig zijn, rancuneus, een autoritaire persoonlijkheid hebben, houvast zoeken in een onzekere wereld, of gewoon kwaadaardig zijn. Maar Marcuse bood een ander perspectief. Ook al schreef hij nooit direct over complotdenkers, ze passen wel perfect bij wat hij ‘de irrationaliteit van de gevestigde rationaliteit noemde.’ Marcuse, dat weet ik bijna zeker, zou complotdenkers beschouwen als een uitvloeisel van de gevestigde rationaliteit. Niet als tegenhanger van de weldenkende klasse die in wetenschap en feiten gelooft, maar als hun spiegelbeeld. Slechts een logisch resultaat.
Wat wij, in het Westen, als rationeel beschouwen, stelde Marcuse, is dat wat in cijfers en data kan worden gevat. En vervolgens in statistieken, protocollen en procesmanagement. Het is een technologische rationaliteit die gericht is op beheersing. De materie, inclusief de mens, dient gemanipuleerd te worden om zo te komen tot meer efficiëntie en meer groei. Dat is waar alles om draait, dat is wat we vooruitgang noemen: sneller, beter en meer. Wat niet gemeten kan worden, en de productie niet bevordert, telt niet mee.
Maar daarmee is volgens Marcuse een (westerse) samenleving ontstaan die zelf ten diepste irrationeel is. In zijn beroemdste werk, De eendimensionale mens, schrijft hij: ‘Het samengaan van een stijgende productiviteit met een stijgende kans op vernietiging, het balanceren boven de afgrond der complete uitroeiing, de algehele overgave van eigen denken, hopen en vrezen aan de beslissingen van de heersende machten, het laten voortbestaan van een bittere armoede naast een rijkdom zonder weerga, dit alles vormt ook voor de volstrekt onpartijdige toeschouwer een akte van beschuldiging – ook al is dit slechts een bijproduct van deze samenleving en niet haar ‘raison d’être’: haar overweldigende rationaliteit, die doelmatigheid en groei bevordert, is zelf irrationeel.’
Zou het kunnen, vraag ik me daarom soms heel voorzichtig af, het is maar een theorie, dat complotdenkers officiële cijfers en statistieken afwijzen omdat ze onbewust aanvoelen hoe vernietigend de gevestigde rationaliteit is? Als akte van beschuldiging? Ze keren zich tegen de feiten van de gevestigde orde, ze komen met hun eigen cijfers, met alternatieve feiten, zelf nadenken en doe je eigen onderzoek!, maar tegelijkertijd beroepen ze zich ook voortdurend op onmeetbare waarden als liefde en vrijheid. De inzet van hun strijd lijkt de rede zelf te zijn.
Maak kapot wat jou kapot maakt, maak het heersende systeem kapot door haar fundamenten aan te vallen: de opvatting wat redelijk en logisch is. Dat is wat complotdenkers feitelijk doen. En daarin hebben ze, althans volgens Marcuse, geen ongelijk.

*

Bijna zestig jaar na De eendimensionale mens hoef je alleen maar om je heen te kijken om de irrationaliteit van de gevestigde rationaliteit te zien. Terwijl ondernemers hun deuren sloten in de zoveelste lockdown, stegen wereldwijd de beurzen en groeide de economie. Vanaf het begin van de pandemie in 2020 tot nu verdubbelde het vermogen van de tien rijkste mensen ter wereld, aldus een Oxfam rapport. Het is de grootste stijging ooit gemeten, gezamenlijk verdienden deze tien 15.000 dollar per seconde, 1,3 miljard dollar per dag. Tijdens de pandemie was het Amazon-baas Jeff Bezos de eerste persoon in de moderne geschiedenis die een persoonlijk bezit van 200 miljard dollar aantikte.
Om dat bedrag in context te zetten: met 200 miljard dollar kun je 500 jaar elke dag een miljoen dollar uitgeven en nog de bodem van je portemonnee niet zien. Het is een bedrag dat legaal is verkregen, volgens de heersende wetten en regels, maar hier is niets rationeels aan. Ondertussen krijgen Bezos’ werknemers niet eens genoeg pauze om fatsoenlijk naar de wc te kunnen en stierven afgelopen december veertien Amazon-medewerkers op hun werk omdat ze tijdens een tornado hun loods niet mochten verlaten.
In Nederland, een van de rijkste landen ter wereld, gaan elke dag duizenden kinderen hongerig naar school. Zijn er een kwart miljoen werkende armen. Worden ouderen opgevangen in verzorgingstehuizen waar het personeel vijf minuten krijgt om ze een keer per week te wassen.
Dat ouderen zo leven is al erg genoeg, zou Marcuse zeggen, maar het werkelijke probleem is dat deze levens het resultaat zijn van rationele overwegingen die wetenschappelijk zijn onderbouwd, door managers met statistieken, tabellen en rekenmodellen in hun hand.
Marcuse kwam uit een andere tijd, hij werd geboren in 1898, en toch, wie De eendimensionale mens nu leest, heeft het gevoel dat hij deze tijd beschrijft. Of deze lezer had tenminste dat gevoel. Het landschap mag dan veranderd zijn, in Marcuse’s tijd heerste de Koude Oorlog, de grootste dreiging was een kernoorlog, het neoliberalisme van Thatcher en Reagan moest nog komen, er waren nog geen smartphones, geen sociale media, fake news was nog geen bussinessmodel. Maar we leven nog steeds onder kapitalisme, of zoals Marcuse het noemde: het technologisch productieapparaat.

*

Aanvankelijk is Marcuse vooral geïnteresseerd in Duitse literatuur. Hij studeert af op de ‘Kunstlerroman’ aan de universiteit van Freiburg, trouwt zijn jeugdliefde, Sophie Wertheim, een wiskundige (na haar dood zal hij nog twee keer hertrouwen), en gaat werken bij een uitgeverij/antiquariaat waarin zijn vader een aandeel voor hem heeft gekocht. Tot hij Sein und Zeit van Heidegger leest. Het boek slaat in als een bom en op zijn dertigste gaat Marcuse terug naar de universiteit om daar les te krijgen van Heidegger zelf. De liefde bekoelt al snel als Heidegger’s nazi-sympathieën aan de oppervlakte komen, maar zijn theorieën over technologie, vervreemding en het Dasein hebben een blijvende invloed op Marcuse. Wanneer in 1933 Hitler aan de macht komt, vertrekt Marcuse met zijn gezin naar Genève om te gaan werken voor het marxistische onderzoeksbureau Institut für Sozialforschung dat daar in ballingschap zit. Twee jaar later verhuist het gezin mee naar New York. Het instituut zal later bekend worden als de Frankfurter Schule.
Naast onder andere Max Horkheimer, Theodor Adorno, Erich Fromm en (op afstand) Walter Benjamin groeit Marcuse uit tot een van de bekendste namen van het instituut. Het zijn allemaal Joodse denkers die met elkaar verbonden zijn in hun kritiek op het kapitalisme. Ze combineren marxistische theorieën met Hegeliaanse dialectiek en inzichten uit de psychoanalyse, sociologie en het existentialisme. Maar vooral zijn ze de eersten die populaire cultuur serieus nemen als studieobject. Hun onderzoek richt zich op film, muziek, kunst, mode en tv om zo de werkingen van kapitalisme te ontleden, en alle manieren waarop de burger geïndoctrineerd wordt om in de pas te lopen.
Zonder de Frankfurter Schule zou er vandaag de dag niet zo diepgravend worden geschreven, of een poging daartoe worden gedaan, over Netflix series als Emily in Paris, de betekenis van Kanye West of die van influencers. En zouden rechtse politici en columnisten waarschijnlijk ook niet zo klagen over cultureel marxisme of eventuele woke invloeden (al is de omkering op zijn zachtst gezegd ironisch): dankzij de Frankfurter Schule zijn we gewend geraakt om massacultuur als drager van ideologie te zien.
Het is een pessimistische club, veel uitwegen uit kapitalisme zien ze niet. Maar Marcuse geldt daarbij als een uitzondering. Hij is degene die blijft geloven in de mogelijkheid van een nieuw soort samenleving, een waarin elk mens vrij is van zware arbeid, van uitbuiting, van de strijd om het bestaan, en zich naar eigen inzicht kan ontwikkelen. Als Marcuse ergens in geloofde, en voor vocht, is het wel voor individuele vrijheid, voor íeder individu. In 1955 publiceert hij Eros and Civilization waarin hij het denken van Freud verbindt aan Marx en een pleidooi houdt voor een wereld die in dienst staat van de levensinstincten in plaats van de doodsdriften. Het boek brengt hem internationale erkenning. Maar het is De eendimensionale mens, uit 1964, dat van Marcuse op zijn 66e een filosofische superster maakt.
Wereldwijd worden er miljoenen exemplaren van De eendimensionale mens verkocht, het werk zal uitgroeien tot het handboek van de protestgeneratie. Een van de activisten die diep door hem beïnvloed wordt is de zwarte filosoof en feminist Angela Davis. Hij gaf ons de filosofie, schrijft ze in 2019 over haar oude universiteitsdocent, om de strijd voor ‚zwarte bevrijding, vrede en gender-rechtvaardigheid’ te verdiepen, en was een inspiratie in ‚de onbevreesde manier’ waarop hij protestbewegingen ondersteunde. Zelfs al was Marcuse het lang niet altijd eens met de methoden van die bewegingen, en was de revolutie een stuk verder weg dan ze zelf dachten, ze brachten wel ‚broodnodige frisse lucht’ in een verstikkende status quo.
In De eendimensionale mens analyseert Marcuse hoe het technologisch productieapparaat haar ideologie middels politiek, media, kunst en wetenschap oplegt. Maar minstens zo belangrijk is dat hij impliciet het proletariaat herdefinieert. Niet langer is het de arbeidsklasse die de revolutie kan, en zal, ontketenen, zij wordt uitgebreid naar wat we tegenwoordig het precariaat noemen: armlastige studenten, flexwerkers, werkelozen en iedereen die op een andere manier afwijkt van de norm. Want, schrijft Marcuse: ‘Hun oppositie treft het systeem van buiten af en wordt daarom niet omgebogen door het systeem; het is een elementaire kracht die zich niet aan de regels van het spel houdt en daardoor laat zien dat het spel vals is opgezet.’ Zij bezitten de macht van De Grote Weigering, zoals Marcuse het noemde. Een weigering tegen de wereld zoals hij is, tegen de heersende technologische rationaliteit, en de daaruit volgende onderdrukking en uitbuiting.
Het waren de jaren zestig en heel even leek die Grote Weigering zich inderdaad te voltrekken. In de Verenigde Staten kwam the New Left op, in Parijs braken studentenopstanden uit, in Nederland hadden we Provo. Overal verhieven mensen hun stem om zich te verzetten tegen kapitalisme, materialisme en consumentisme, en een nieuwe wereld te eisen. Het doel was niets minder dan de massa’s te bevrijden van het technologisch productieapparaat. Sous les pavés, la plage! was de alomtegenwoordige leuze, Onder het plaveisel het strand! Lang zou dit echter niet duren.
In feite had Marcuse het al voorspeld, want zo optimistisch was hij nu ook weer niet. In De eendimensionale mens benadrukt hij keer op keer hoe het systeem protest onschadelijk maakt door het te coöpteren en te commodifieren (te reduceren tot een product). Kapitalisme verslaat tegenstand niet, maar lijft die in. En dat gebeurde ook met de protestgeneratie.
Het bedrijfsleven boog het revolutionaire elan, bevrijding voor iedereen, om in de zoektocht naar persoonlijke bevrijding (voor een uitgebreide analyse van dit proces: zie de documentaire The Century of the Self van Adam Curtis). Onderscheid jezelf! Vind je ware ik. En doe dat vooral via de producten die je koopt, je auto, je schoenen, de cursus die je hebt gevolgd. Langzamerhand maakten de guerrillakleding en opgeheven vuisten zo plaats voor yoga-retraites en zelfexpressie. De radicalen van weleer werden hippies. Het doel was niet langer om de massa’s te bevrijden van een onderdrukkend systeem, voortaan moest je jezelf bevrijden van de onderdrukking van de massa. De eigen identiteit werd het allerbelangrijkste: wie ben ik, wat wil ik, waar sta ik voor? En hoe wordt dat Ik erkend?
Dit is hoe het werkt, schrijft Marcuse in De eendimensionale mens, zelfs het spirituele en metafysische wordt gecoöpteerd. ‘We zien vrij veel dingen als ‘Deze week gemeenschapsmis’, ‘Eén uur voor God’, Zen, existentialisme, de levenswijze der beatjeugd enz. Maar deze manieren om te protesteren en te transcenderen staan niet meer in tegenstelling tot de status quo en zijn niet meer negatief. Ze zijn eerder het ceremoniële deel van het praktische behaviorisme, de onschadelijke ontkenning ervan, en worden door de status quo snel opgenomen als deel van zijn gezonde voeding.’
Denk vooral ook aan de manieren waarop yoga en mindfullness tegenwoordig worden ingezet om een burn-out te voorkomen of de zwarte vierkantjes op Instagram die een protest tegen racisme moeten vormen.

*

Bevinden de hippies zich tegenwoordig op rechts? De polen lijken in elk geval te zijn omgedraaid.
In de jaren ’60 heerste vooral aan de linkerkant van het politieke spectrum het wantrouwen tegen de gevestigde orde. Dit was de hoek waar waarheid als constructie gold (ook-maar-een-mening), hier bloeide de counterculture, klonk de oproep voor burgerlijke ongehoorzaamheid, wilde men eigen mediakanalen oprichten, bouwde men eigen communes. Vrijheid was het toverwoord, en die bevond zich buiten de burgerlijke massa. Tegenwoordig daarentegen zijn het Donald Trump of Thierry Baudet die hun eigen mediakanalen opzetten. Roepen zij op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Plaatsen hun aanhangers citaten van Martin Luther King op sociale media, ‘one has a moral responsibility to disobey unjust laws’, zijn zij het die niets of niemand meer vertrouwen en dromen zíj van hun eigen communes; een Forumland bijvoorbeeld, of dorpjes opgekocht in Portugal die ze ‘Freedom Ville’ dopen, zoals horecaondernemer en antivaxxer Nadia Duinker in het kerstnummer van de Groene vertelde.
Vrijheid als leuze, als vaandel waaronder de strijd wordt gevoerd, is geconfiskeerd door rechts. En dat is des te frustrerender omdat hun (uiterst elitaire) voormannen meestal bij uitstek pro-kapitalistisch zijn, racistische en fascistische sentimenten voeden, autoritaire regimes steunen, en een beleid voorstaan dat de lagere of precaire klassen op geen enkele manier zal verheffen. Hun vrijheid is niet voor de massa, niet voor jou, tenzij je in staat bent te verhuizen naar Portugal.

*

Hetzelfde geldt voor complotdenkers, niet voor niets is er een grote overlap met (zelfverklaarde) vrijheidsstrijders. Hun theorieën gaan altijd over controle, de controle over lichaam en geest, de manieren waarop we gestuurd worden, en onze vrijheden ingeperkt. Marcuse en de Franfurther Schule waren daar ook al mee bezig, maar complotdenkers maken de controle letterlijk. In hun theorieën is er altijd een boosdoener die achter de schermen aan de touwtjes trekt. Een Bill Gates, George Soros of babybloed-drinkende Hillary Clinton bijvoorbeeld. En toch valt die gedachtengang te begrijpen.
In het technologisch productieapparaat, aldus Marcuse, is overheersing omgezet in bestuur. Er is geen tirannieke baas of opzichter meer, de ooit zo tastbare oorsprong der uitbuiting is verdwenen ‘achter het rookgordijn der objectieve rationaliteit.’ De machine wordt draaiend gehouden door technici, wetenschappers, planners en managers die zich met hun onderzoeken, apps en managementcursussen voegen naar de status quo waarin rationaliteit in dienst staat van productiviteit. Het gevolg daarvan, aldus Marcuse, is dat de woede over dit leven, over deze wereld, over de vijf minuten die je oma in een verzorgingstehuis krijgt, zich nergens meer op kan richten. ‘Haat en frustratie worden van hun speciale doelwit beroofd.’ Er is niemand meer om de schuld te geven, geen fabrieksopzichter, geen Scrooge, zelfs geen politicus aangezien de politiek zelf, eigenhandig, een groot deel van haar macht uit handen heeft gegeven. Door privatisering, door een heilig vertrouwen in ‘de markt’, door bijvoorbeeld internationale wetgeving door te voeren die het voor multinationals mogelijk maakt om overheden voor een tribunaal aan te klagen als ze vinden dat nationaal beleid hun winsten bedreigt (het zogenaamde Investor-state dispute settlement, of ISDS).
Maar de woede en frustratie over dit leven moeten ergens heen. En, schrijft Marcuse: ‘Onder de repressieve omstandigheden waarin mensen denken en leven, kan het denken, – iedere denkwijze die zich niet beperkt tot een pragmatische oriëntatie binnen de status quo – alleen maar reageren op de feiten door ‘erachter te kijken’.’ Wie los wil breken van de technologische rationaliteit, van de statistieken en spreadsheets van technici en managers, kan niet anders dan vanuit het licht de schaduw instappen. En voor zo iemand wordt alles mogelijk.
Complotdenkers denken dat achter het rookgordijn een poppenspeler staat, een dader, een boef die ons stuurt. Je zou het de neoliberale uitleg van onderdrukking kunnen noemen: centraal staat immers de opvatting dat het leven is wat je er zelf van maakt, of in dit geval wat de evildoer ervan maakt, en dat hij zijn plannen precies zo uitgevoerd kan krijgen als hij had bedacht. Maar uiteindelijk maakt deze redenering de werkingen van ideologie alleen maar onzichtbaarder.

*

Er heeft zich een counterrevolutie voltrokken, schreef Marcuse in 1972 in Counterrevolution and revolt. Eind jaren zestig sloeg het technologisch productieapparaat terug. Via de al eerder genoemde verkoop van ‚private rebellie’. Maar ook door middel van grof geweld. Wereldwijd worden studentenopstanden tegen imperiale regimes met harde hand neergeslagen. In landen als Indochina, Indonesië, Pakistan en Sudan worden bloedbaden aangericht onder alles wat communistisch heet te zijn. Zwarte ‚radicalen’ als Malcolm X, Martin Luther King en Fred Hampton worden vermoord.
Het doet Marcuse inzien dat er een nieuwe manier van verzet nodig is. Hij wordt praktischer. Een van de dingen waar hij in Counterrevolution and revolt daarom voor pleit is een ‚lange mars door de instituties’. Links, zo meent hij, moet het systeem van binnenuit veranderen, door het spel juist mee te spelen.
En misschien, zou je terugkijkend kunnen concluderen, is dat wel gelukt. Heeft links zich inderdaad cruciale posities toegeëigend binnen het systeem. Alleen lijkt ze daarbij haar oorspronkelijke doel te zijn vergeten: de bevrijding van de massa’s.
Complotdenkers hebben zelden tot nooit gelijk over de manieren waarop het individu onderdrukt wordt (microships, chemtrails, 5G of reptielmensen) en het is daarom maar al te makkelijk om ze weg te zetten als irrationeel, gek of gewoon kwaadaardig. Maar ondertussen zijn er genoeg uiterst weldenkende mensen die zich om dezelfde dingen zorgen maken.
Neem bijvoorbeeld The Great Reset, een van de kroonjuwelen in het complotdenken. Dit is een toekomstscenario van het World Economic Forum, en de titel van het boek van WEF-voorman, Klaus Schwab, voor een hervorming van de wereldeconomie waarmee volgens complotdenkers een linkse agenda wordt uitgerold van ontvolking, onteigening (‘You’ll own nothing and be happy’) en gedwongen toediening van corona-vaccins om ouderen alvast uit de weg te ruimen. De interpretatie van complotdenkers is vaak zo fantasierijk, schiet zo alle kanten op, dat veel mensen inmiddels ten onrechte denken dat die Great Reset helemaal niet bestaat.
Op de website van het Clingendael Instituut legt hoogleraar van Nyenrode Business Universiteit, Bob de Wit, echter goed uit wat het plan van het WEF dan wél behelst. Wij bevinden ons in een overgangsfase, schrijft hij, in de manier waarop economische waarde wordt gecreëerd. In de top van de grootste ondernemingen staan geen industriële bedrijven meer, maar digitech-bedrijven (zoals Google en Apple), beleggers en banken, en farmaceuten. Deze bedrijven zijn inmiddels zo groot dat het in feite corporate-states zijn. The Great Reset nu pleit voor een stakeholder kapitalisme waarin de partijendemocratie op nationaal niveau plaats moet maken voor een samenleving op wereldschaal, waarin supranationale organisaties als de VN of de WHO samen met corporate states de regie krijgen. Tijdens de COVID-19-crisis, schrijft de Wit, profiteerden corporate states al van de maatregelen ‘door een verkoopexplosie van vaccins en testen, omzetrecords bij digitale technologiebedrijven en hoge rendementen van globale investeerders en beleggers.’ Gewone burgers, en de nationale democratieën die hun belangen moeten dienen, hebben onder the Great Reset echter weinig te winnen, sluit de Wit af.
Of anders gezegd: zeker vanuit linkse hoek zou je wel wat meer aandacht voor de plannen van het WEF mogen verwachten.
Hetzelfde geldt voor de invoering van een technostaat, zoals complotdenkers het noemen: een surveillance society waarin wij allemaal getagd en gelabeld zijn en overal een QR-code voor nodig is. Wie wel eens een column van Maxim Februari leest, toch bepaald geen wappie, weet echter dat die angst niet ongegrond is. De lobby achter de schermen van onder andere digitech-bedrijven om een digitaal paspoort en toegangssysteem te ontwikkelen is gigantisch.
Er zijn genoeg vraagtekens te zetten, genoeg twijfels te uiten en elk wantrouwen tegen de farmaceutische industrie, met haar lange geschiedenis van corruptie, fraude en misleiding van het publiek over de veiligheid van medicijnen (of over de verslavende effecten ervan, zie bijvoorbeeld de documentaire The crime of the century), lijkt mij meer dan gezond, zeker nu de winsten zo onvoorstelbaar groot zijn.
Maar in plaats daarvan ontpoppen mensen zich aan de linkerkant van het politieke spectrum steeds meer tot hoeder van de status quo. Ze roemen hun eigen redelijkheid, kloppen zichzelf op de borst voor hun geloof in cijfers en dé feiten. Tijdens de corona-crisis steunden ze hartstochtelijk dictaten die in besloten ruimtes met onverkozen commissies waren uitgedacht en vervolgens werden afgekondigd op persconferenties, zonder dat daar een politiek of maatschappelijk debat aan vooraf was gegaan. Zonder dat zo’n debat überhaupt mogelijk was omdat het kabinet intrinsieke waarden (als in wat vind je belangrijk?) volledig instrumentaliseerde naar een technologische rationaliteit van R-waardes of het aantal vrije IC-bedden.
Zogenaamd kapitalisme-kritische columnisten die doorgaans graag orakelen over solidariteit, bleken geen enkele moeite te hebben om ongewenste elementen overboord te duwen (meedoen en anders hoepel je maar op!). Ongevaccineerden werden weggezet als tuig, als een infectiehaard, de columnisten maakten zich hard voor 2G en een vaccinatieplicht. Ze meenden dat je geen zorg verdient als je niet de juiste, want gezonde, keuze maakt. Ze presenteerden het zetten van een prik als moreel wapenfeit, een uiting van burgerplicht. Ze offerden maar al te makkelijk individuele rechten en vrijheden op aan het belang van de massa.
De overheid had het leger moeten inzetten ‘om de opstandelingen terug te dwingen onder het nationale gezag,’ schreef zo’n linkse vrijdenker onlangs volgens een klassiek rechts paradigma.
De Ander, degene die niet denkt en voelt en kijkt als jij, lijkt de vijand te zijn geworden. Links reduceert steeds gretiger grote sociaal-politieke kwesties tot een moreel probleem. Er wordt gedaan alsof het aan jou, aan jou alleen, is om de juiste keuze te maken, of het nu racisme, seksisme of vaccinaties betreft. Een juiste keuze die linkse denkers, vanzelfsprekend, al menen te hebben gemaakt.
Het is de linkse variant van het neoliberale discours. Ook hier weerklinkt immers de ideologie dat het leven is wat je er zelf van maakt. Dat jij jezelf vormgeeft, ja, dat je zelfs heer en meester bent over je eigen denken, en dat denken ook naar believen kunt veranderen, als je maar, heel rationeel, de juiste argumenten volgt, de juiste boeken leest, genoeg zelfonderzoek doet en jezelf zo de juiste blik aanmeet. Maar ook dit, zou Marcuse zeggen, dat weet ik bijna zeker, is slechts deel van de gezonde voeding van de status quo.

*

Wat Marcuse probeerde aan te tonen is hoezeer we worden vormgegeven door onze omgeving, door de waarden die daarin heersen, en hoe het technologisch productieapparaat ‘een gedrag bevordert (en zelfs vereist) dat de krankzinnigheid ervan aanvaardt.’ Kapitalisme is niet iets wat je kunt scheiden van het dagelijks leven, zoals tegenwoordig vaak wordt gedaan, alsof alleen sommige dingen kapitalistisch zijn, marktwerking bijvoorbeeld, of de bedrijfsvoering van Shell, die je kunt indammen of waaraan je je kunt onttrekken. Kapitalisme is een alomvattend systeem dat in de haarvaten van onze cultuur zit, van wie we denken dat we zijn.
Aan de linkerkant van het politieke spectrum lijkt men verleerd te zijn om met die brede blik naar de wereld te kijken. Maar het verlies daarvan is groot. Dat complotdenkers geloven in een babybloed-drinkende Hillary Clinton wordt mede veroorzaakt doordat er op links geen alternatieve analyse klinkt van de manieren waarop macht dan wél werkt. Dat vrijheid als leuze geconfiskeerd kon worden door rechts, is zeker ook te wijten aan het feit dat het voor links, in tegenstelling tot gelijkheid of diversiteit, geen waarde van belang meer lijkt te zijn. Het werd in ieder geval maar al te makkelijk opgegeven.
Je hoeft geen complotdenker te zijn om de technologische rationaliteit van virologen, farmaceuten en managers vermomd als politici te wantrouwen. Het is niet redelijk en logisch om deze wereld te accepteren zoals hij is, liet Marcuse zien. Het kan anders, beter, er is een andere wereld denkbaar. Een waarin niet efficiëntie en groei centraal staan, maar de vraag wat een góed leven is. Voor mens, dier en aarde.
Marcuse zou zeggen: niet complotdenkers zijn krankzinnig, het is deze wereld die krankzinnig is. En volgens hem was het enige waarlijk redelijke gedrag dan ook: ‘de poging de omstandigheden te niet te doen die de krankzinnigheid veroorzaken.’
Of zoals Menno Wigman dichtte: Maak kapot wat jou kapot maakt.

Dit artikel verscheen 23 februari 2022 in de Groene Amsterdammer