Het verlangen naar zichtbaarheid

de wallen1

Volgende week stemt de Tweede Kamer over de zogenaamde peespas, ook wel de ‘Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche’ genoemd. Wordt deze wet aangenomen dan is elke prostituee verplicht een pasje bij zich te dragen waarop vermeld staat wat voor werk ze doet.

Een pasje met daarop haar echte naam (geen Roxy of Angel), een foto en daaronder het woord ‘sekswerker’. Op te halen bij de burgerlijke stand. Aan een speciaal daartoe bestemd loket.

De ambtenaar voert een kort gesprekje met de dame in kwestie. Hij vraagt haar waarom ze dit werk doet en of er geen sprake is van dwang. Hij mag niemand een pasje weigeren, ook al is het antwoord ‘Omdat ik geen keuze heb’ en ‘Ja, absoluut!’. Bij een vermoeden van uitbuiting kan de ambtenaar alleen een aantekening maken. De uitbuiting staat in dat geval geregistreerd en is tenminste zichtbaar gemaakt.

Het is inmiddels een bekende reflex: veiligheid (in dit geval de bescherming van de weerlozen) wordt steeds vaker gelijk gesteld aan zichtbaarheid. Als we het maar kunnen zien, in de gaten kunnen houden, is het controleerbaar en beheersbaar, zo lijkt het idee. De schaduw moet worden verdreven, alles moet worden gezien. Dat er vaak een inbreuk wordt gemaakt op de privacy, nemen we daarbij op de koop toe. Wie niets verkeerd heeft gedaan, heeft ook niets te verbergen, toch?

Er verschijnen steeds meer camera’s op straat, op Schiphol staat een bodyscan, elke iPhone slaat automatisch GPS-gegevens op: je plaats is altijd bepaald. In Israel is een camera ontwikkeld die door muren heen kan ‘kijken’. Onlangs beëindigde de politie er een gijzeling mee, toen de gijzelnemer even naar de wc ging werd dat gezien. Goed nieuws, ook al lijkt het rechtstreeks afkomstig uit George Orwell’s 1984: alleen in de alkoof van zijn appartement is Winston Smith veilig voor de ‘blik’ van de telescreen. Hij kan er gehoord worden, maar niet gezien. Het is zijn favoriete plek.

Maar dat terzijde.

Afgezien van de dooddoener ‘wie niets verkeerd heeft gedaan, heeft ook niets te verbergen’ (behalve de wet bestaat er ook nog zoiets als een moraal: prostitutie is legaal, maar moreel nog lang niet geaccepteerd), pakt het verlangen naar zichtbaarheid in het geval van de peespas paradoxaal uit. Vrouwen die dit werk namelijk vrijwillig doen, vrouwen die overdag een goede baan hebben of studeren, vrouwen die op zoek zijn naar spanning en avontuur en voor 300 euro per uur rijke zakenmannen in hun hotelkamer bezoeken, die vrouwen zullen onder geen beding zo’n pasje aanvragen. Voor hen is het risico te groot. Iemand zal ze maar aan dat speciale loket zien staan. Ze laten hun portemonnee rond slingeren, of hij wordt gestolen, en alle informatie ligt op straat. In dat geval zijn ze in veel gevallen niet alleen hun baan kwijt, maar ook een groot gedeelte van hun familie en vriendenkring.

Prostitutie is voor velen acceptabel zolang het om onbekende vrouwen gaat. Is het echter de dochter, nichtje of beste vriendin die haar lichaam verkoopt dan verandert de zaak.

Daar tegenover staat de vrouw die gedwongen wordt, de vrouw die op de Wallen, in een Bijlmerflat of achter het station zes mannen afwerkt in drie uur. Zij zal vooraan in de rij staan. Wie gedwongen wordt tot seks, kan tenslotte ook wel gedwongen worden een pasje op te halen bij de burgerlijke stand. En aangezien het pasje niet geweigerd mag worden, krijgt ze het sowieso. Het is haar stempel van goedkeuring: vanaf dat moment is haar uitbuiting legaal. Haar pooier reduceerde haar al tot enkel een lichaam, nu doet ook de overheid dat. Door haar een pasje te laten dragen waarop staat dat ze een sekswerker is. Niet minder, maar zeker ook niet meer. Ze is gelabeld, als een appel in de supermarkt. Van een merk voorzien als een paar schoenen of een tas. Wat haar gevoelens zijn, haar motivaties, doet er niet toe. Het gaat erom dat ze voor haar lichaam krijgt betaald.

Ze is een object geworden, een product waarbij de overheid opereert als een marktkoopman die kopers toeschreeuwt: ‘Dit is goede waar!’

En zo belanden we met de peespas, als deze wordt ingevoerd, dus in een omgekeerde wereld: de vrouwen die dit werk vrijwillig doen verdwijnen de schaduw in, ze worden onzichtbaar en daarmee strafbaar, terwijl de uitgebuite, gedwongen vrouwen zichtbaar en legaal opereren. Zonder dat er ook maar enige garantie is dat er iets aan die uitbuiting wordt gedaan.

Toen Saban B. actief was op de Wallen hebben collega-raamexploitanten veelvuldig geklaagd. Hij behandelde zijn vrouwen niet goed, zeiden ze, er was sprake van dwang. Met die klachten is niets gedaan.

Misschien omdat er teveel tijd werd besteed aan grootse plannen, vergezichten en aanpassingen van de wet. Schijnbare details bleven daarom onopgemerkt. In het Amsterdamse 1012 project worden seks-panden geconfiskeerd, uitbaters uitgekocht, de gemeente handelt in onroerend goed. Maar het enige wat er gebeurt is dat de schaduw zich verplaatst. Dat is nu eenmaal het principe van een schaduw: ze verspringt zodra er licht op schijnt.

Vergeten lijkt te worden dat seks niet alleen consumptieve, exploitatieve en economische arbeid is, maar allereerst vooral mensenwerk. Door alle betaalde seks als eenvormige, eenduidige arbeid te beschouwen, wordt voorbij gegaan aan de kern. De vrouwenhandel bijvoorbeeld is al lang geglobaliseerd: meisjes werken twee weken in Amsterdam of Rotterdam en worden dan verscheept naar München, Stockholm of Madrid. Wat heeft een lokaal initiatief als de peespas dan voor zin?

We leven in een complexe wereld waarin, om met Zygmund Bauman te spreken, alles vloeibaar is. Wat de overheid (steeds weer) probeert is om de meerduidige werkelijkheid te reduceren tot data, eenduidige gegevens en statistieken die worden gedigitaliseerd, gearchiveerd en geïndexeerd. Maar de high-class escort is niet dezelfde als een Poolse vrouw die onder valse voorwendselen achter een raam te werk is gesteld. Voor de een is de schaduw een zege, voor de ander een straf. Wat de overheid moet doen is werken op individueel niveau. Niet de dames op één grote hoop gooien met een zoeklicht erop. Geen label eraan hangen als aan het oor van een koe. Niet alles overlaten aan technologie. Tijd en aandacht is er nodig, en vooral: een gerichte, menselijke blik.

Dit opiniestuk verscheen op 27 januari in nrc.next en op 4 februari in NRC Handelsblad.