Wie niet bang is, let niet op

reclame2

Tussen veiligheid en zekerheid bestaat een groot verschil, zoals de Poolse socioloog Zygmunt Bauman onlangs uitlegde in het tv-programma Lux. Veiligheid heeft te maken met behoud van lijf en leden: bezittingen die niet worden gejat, in het donker over straat durven, een zandbak voor de kinderen zonder drugsspuiten erin.

Zekerheid daarentegen gaat over je positie in de wereld. Over status en zelfvertrouwen, een duidelijke identiteit en een gevoel van waardigheid.

Een gebrek creëert in beide gevallen angst. Zowel onveiligheid als onzekerheid maakt mensen bang.

En bang zijn we. Dat zijn we altijd al geweest, maar waar vroeger vooral de veiligheid in het geding was (het gevaar kwam van wilde dieren, rovers, ziekten en de natuur), ligt de pijn tegenwoordig meer bij een gebrek aan zekerheid. Onderzoek wijst al jaren uit dat de criminaliteit daalt, wilde dieren zijn er in het Westen niet meer, de geneeskunde en bouwwerken als dammen en dijken beschermen ons beter dan ooit.

Onze positie in de wereld wordt daarentegen steeds onzekerder. De moderne mens moet vooral flexibel zijn, zich aanpassen aan omstandigheden die steeds maar weer veranderen. Banen zijn niet langer voor het leven, werknemers worden geacht zich voortdurend om te scholen, te verhuizen, als je pech hebt werk je op een ‘vooruitstrevend’ kantoor zonder eigen bureau en zittend op een skippybal. Maatschappelijke grenzen zijn er niet meer, je afkomst bepaalt niet langer toekomstig succes. We leven in een meritocratie, zo wordt ons steeds verteld, hier bepaalt iedereen zijn eigen lot. Het leven is wat je er zelf van maakt, niemand is verantwoordelijk voor eventueel falen behalve jij.

Dit is de ‘vloeibare samenleving’, zoals Zygmunt Bauman het noemt en daar horen vloeibare angsten bij. We hebben last van keuzestress, er is een gebrek aan houvast. Daarnaast berichten de media steeds weer over nieuwe rampen, allemaal even ongedefinieerd: massaontslagen, resistente bacteriën, computervirussen, milieuvervuiling, het terrorisme komt van links en rechts. We weten nooit wat voor klap waar vandaan zal komen, de enige zekerheid is dat er steeds opnieuw weer eentje komt.

Ook Anders Breivik was bang. Bang voor de ondergang van ‘zijn’ westerse, judeo-christelijke cultuur. Dat is een terechte angst, want culturen zijn inderdaad aan het verdwijnen, niet alleen in het Westen, maar wereldwijd. De oorzaak hiervan is echter niet een duivelse verbond tussen multiculturalisten en vijandige moslims, zoals Breivik (en met hem vele anderen) dacht, als wel globalisering en de groeiende dominantie van het neoliberale kapitalistisch systeem.

Om maar een voorbeeld te noemen: de reden dat er in de meeste Nederlandse steden nauwelijks nog een ‘authentieke’ bakker of visboer te vinden is, komt niet door de aanwezigheid van Marokkaanse toko’s, maar doordat er op elke straathoek een Albert Heijn te vinden is. En het is ook weer diezelfde Albert Heijn (of beter gezegd Ahold) die ervoor zorgt dat in Zuid-Amerika steeds meer kleine boeren hun land verliezen aan grote soja-plantages (mede met behulp van de Wereldbank). Ook daar verdwijnt cultuur. De soja is vooral bestemd voor westers veevoer en televisiemaaltijden.

Of neem bijvoorbeeld Iran. Gucci en Louis Vuitton verkopen ook in Teheran, vrouwen volgen er de laatste trends. Via internet zien ze westerse reclames en videoclips, Ayatollah of geen Ayatollah, de consumptiecultuur heerst ook hier.

Globalisering brengt schaalvergroting, op elk gebied. In welk land je je ook bevindt: iedereen wil een Blackberry of MacBook. We dragen dezelfde kleren (H&M), luisteren naar dezelfde muziek, lezen dezelfde boeken (Harry Potter!), zien dezelfde films, en zijn allemaal elkaars concurrenten op een wereldwijde arbeidsmarkt. Grote bedrijven outsourcen steeds meer onderdelen naar lage-lonen landen, arbeidsimmigranten komen naar hoge-lonen landen om het werk te doen waar de rest zich te goed voor voelt. Het is een continue stroom van mensen, goederen en vooral geld, over grenzen en culturen heen.

Het is het einde van de geschiedenis. In 1989 poneerde politiek-econoom Francis Fukuyama deze term voor het eerst in zijn essay The End of History, drie jaar later volgde het boek The End of History and the Last Man. Hierin betoogde Fukuyama dat de sociaal-culturele evolutie van de mens na de val van de Berlijnse muur was gestopt. Ideologieën als het fascisme en het communisme hadden het definitief afgelegd tegen de ideologie van de vrije markt. Dit was het eindstation.

En toen boorden op 11 september 2001 twee vliegtuigen zich in het World Trade Center. De onzekerheid die globalisering met zich meebrengt leek plotseling ‘slechts’ een probleem van veiligheid. De aanslagen gaven het Westen iets om zich op te concentreren, ze maakten de zaken weer concreet. Er was een zichtbare vijand en die vijand wilde ons vernietigen. Dit was een Clash of Civilizations, Jihad vs McWorld, angsten werden gekanaliseerd en kregen een doel: schakel het beest uit en alles is weer goed.

De geschiedenis was terug van weg geweest, of zo leek het althans. Want ondertussen groeide het neoliberale kapitalistisch systeem rustig door (zonder Fukuyama’s ‘automatische democratisering’ overigens, zie landen als China en Dubai).

Als iets deze dominantie van de vrije markt bewezen heeft, is het de economische crisis wel: honderden miljarden dollars en euros zijn inmiddels in het systeem gepompt, banken, beleggers en speculanten bepalen wat er gebeurt. Het kan niet anders, zo wordt ons steeds verteld, we moeten door. Anders trekken schulden, oplopende rentes en een stagnerende groei iedereen met zich mee de afgrond in. Dan zijn het onze banen, onze pensioenen en onze spaargelden die verloren gaan.

Het gevolg is een almaar toenemende marktwerking: krimpende overheden, maatschappij-brede bezuinigingen en gedwongen privatiseringen, precies zoals beleggers dat graag zien. Hun heilige ‘vertrouwen’ staat centraal. Pensioenstelsels moeten op de schop, mede door miljardenverliezen op de beurs, de waarde van huizen keldert almaar door. Elke week dient zich wel weer een nieuwe beurscrisis aan.

Daar komt bovendien nog eens bij dat die meritocratie waarin we zouden leven helemaal niet zo meritocratisch blijkt te zijn. Alle mooie verhalen over ‘het leven is wat je er zelf van maakt’ ten spijt, onderzoek wijst uit dat de sociale mobiliteit in de moderne geschiedenis nog nooit zo laag is geweest als nu (zie onder andere Het land is moe van Tony Judt). Afkomst bepaalt waar je zult eindigen.

We hebben met andere woorden te leven met de onzekerheid van een illusionaire meritocratie, terwijl we ondertussen niet bij machte zijn om daar iets aan te doen. ‘Gedwongen te leven alsof we vrij zijn’, zoals de Britse filosoof John Gray het noemt. Geen wonder dat mensen bang zijn. Wie niet bang is, let niet op.

De enigen die deze angsten vooralsnog adresseren zijn (in het Westen) de rechts-populistische politici. ‘Stem op ons en wij zullen je beschermen’ beloven ze. Wat ze daarbij echter steeds weer doen is pretenderen dat we te maken hebben met een probleem van veiligheid. Er zijn ‘evil-doers’ en die moeten worden uitgeschakeld, het is de post 9-11 strategie waarbij we vooral elkaar als vijand zijn gaan zien.

Maar hoeveel moskeeën je bij wijze van spreken ook verbiedt, hoezeer je de grenzen ook dichtgooit, hoeveel surveillance-camera’s je ook plaatst, hoeveel gated-communities je ook creëert, geen van allen zal de angst wegnemen die momenteel heerst. Want het gaat niet om veiligheid, het gaat om zekerheid. Als politici zich daar eens op zouden richten, zouden mensen een stuk minder bang hoeven zijn.

Dit artikel verscheen 1 augustus in NRC Handelsblad en 9 augustus 2011 in nrc.next