Carnaval van leed

‘Het carnaval der rouwenden,’ noemde Boudewijn Buch het in 2002. Met ingehouden woede constateerde hij in het televisieprogramma Netwerk dat onze omgang met leed is veranderd en er een nieuwe manier van rouwen is ontstaan. ‘Was er vroeger, toen ik nog een jongen was, een niet te bevatten stilte rond het lijden en de dood, nu is het een bacchanaal, de kermis, of het pandemonium van het doodsverdriet. Ik weet niet hoe ik het noemen moet, maar het lijkt tegenwoordig wel alsof de dood gevierd moet worden.’ Buch zag het gebeuren bij de begrafenis van prinses Diana en in Nederland bij die van Pim Fortuyn – bergen boeketten werden er uitgestrooid, er klonk applaus, er waren spandoeken, het publiek barstten massaal in snikken uit. Volgens Buch was het ‘een hel van uitzinnige rouw.’ Hij zag het met lede ogen aan. Want zo hoorde het niet, vond hij. ‘Het sterven hoort niet op voorpagina te staan, de rouw mag geen jongen zijn die vanuit een lantaarnpaal schreeuwt.’ De dood verdient geen applaus, het moet omgeven zijn door stilte, verstildheid en raadselachtigheid. ‘Ik wil dat de dood terugkeert naar wat zij behoort te zijn, gruwelijk, onbegrijpelijk en afschuwelijk.’

Dat was vijftien jaar geleden en sindsdien is het niet meer stil geweest. Het carnaval is een permanente polonaise geworden, rouw geen jongen meer die in een lantaarnpaal hangt, maar een hooligan. Waar je ook kijkt, de persoonlijke getuigenissen over pijn en verdriet zijn overal. Tv-programma’s als Zolang Ik Leef, Mijn Laatste Keer, Over Mijn Lijk, Ik Mis Je, Liefde Voor Later en Bakkie Troost tonen ons de dood in vol ornaat. In kranten verhalen columnisten over hun eigen ongeneeslijke ziekte, die van een geliefde of de aandoening van een kind. Maar vooral domineert het leed in de boekenwereld. De bestsellerlijsten worden bevolkt door waar gebeurde verhalen over stervende moeders, overleden geliefden, of kleiner – over depressies, burn-outs, verslavingen, mishandeling, onvervulde kinderwensen en alles wat het noodlot verder nog op een mens werpen kan. Zelfs de alomtegenwoordige voetbalbiografie is doordrenkt van leed – het zijn hier niet de beste spelers die in de bestsellerlijsten scoren, als wel degenen die het meest hebben doorstaan.

Inspirational memoirs worden dit soort boeken in Amerika ook wel genoemd. Een Nederlandse vertaling zou levenslessenboek kunnen zijn – de schrijver ervan is door schade en schande een wijzer mens geworden en deelt nu zijn of haar inzichten met het grote publiek. Want dat lijkt de volgende stap te zijn van Buch’s beschreven bacchanaal – leed dient niet meer slechts gevierd te worden, het is ook een les. Een les aan de levenden om het beter te doen, er meer uit te halen, tjakka en YOLO – in het aangezicht van de dood (of haar afgeleiden pijn en verdriet), moeten we het leven voelen stromen.

*

Ook het onlangs in Nederlandse vertaling verschenen Optie B van Sheryl Sandberg is zo’n levenslessenboek. Tot een paar jaar geleden leefde Sandberg nog haar optie A – ze is COO van Facebook, schreef ondertussen een bestseller met het feministische pamflet Lean In en heeft samen met de liefde van haar leven Dave Goldberg twee kinderen. Maar dan slaat op een dag het noodlot toe. Schijnbaar uit het niets valt Dave in een fitnesscentrum dood neer. Hij is slechts 47 jaar oud.

Wekenlang kan Sandberg alleen maar huilen. Tijd vertraagt. ‘Ik was in the void: een enorme leegte die je hart en longen vult en je vermogen beperkt om te denken of zelfs te ademen.’ De pijn is haast ondraaglijk, het verdriet altijd daar, ‘sluimerend, slepend, etterend.’

In Optie B vertelt Sandberg over het rouwproces waar ze in de maanden na de dood van haar echtgenoot doorheen ging en de lessen die ze daarbij leerde. Die lessen kreeg ze vooral aangereikt van co-schrijver Adam Grant, professor psychologie aan Wharton. Met research en onderzoeken in de hand gaf hij haar een praktische handleiding om het verdriet te overwinnen. Vermijd schuldgevoel, bedenk hoe het erger had gekund, count your blessings, wees lief voor jezelf – dat helpt. Want we hebben misschien geen invloed op de dingen die ons overkomen, aldus Sandberg, maar wel op hoe we daarmee omgaan. Veerkracht is geen eigenschap, maar een spier; een spier die je moet trainen. Doe dat en dan is het niet alleen mogelijk om weer gelukkig te worden, maar kun je het verdriet zelfs aanwenden voor positieve veranderingen.

Zaten mensen hun verdriet ooit uit – ze huilden niet, ze zwegen, en werden ondertussen verteerd door wat Buch eerbiedig een verstilde woede noemde, nu moeten we met die woede aan de slag. Aanpakken en doorpakken, opdat we weer gezond zullen zijn. Of nog beter dan gezond – opdat we zullen gaan bloeien.

Post-traumatische groei noemt Sandberg dat. Waar psychologen zich volgens haar voorheen richtten op slechts twee mogelijke effecten van trauma (kort gezegd – er waren mensen die het wel en mensen die het niet aankonden, waarbij die laatste groep een post-traumatisch stress syndroom ontwikkelden), leerde Sandberg dat er nog een derde optie bestaat. In de nasleep van de grootste trauma’s kunnen mensen een grotere kracht vinden, meer waardering krijgen, diepere relaties vormen, nieuwe kansen en mogelijkheden zien en zo de (of in ieder geval een) zin van het leven ontdekken. Juist de mensen die een groot verlies lijden, weten volgens Sandberg zodoende vaak waar het in het leven om draait.

*

Misschien heeft Sandberg gelijk en erkenden wetenschappers deze potentiële groei voorheen inderdaad niet. Maar in de populaire cultuur is het inzicht allesbehalve nieuw. Sterker nog – als die cultuur momenteel ergens van doordrongen is, is het wel van de overtuiging dat leed je een beter mens maakt. Daarom wordt leed juist ook zo uitbundig gevierd.

Toen de Franse journalist Antoine Leiris in 2015 een open brief op Facebook poste aan de terroristen die zijn vrouw en de moeder van hun eenjarige zoontje in de Parijse poptempel Bataclan hadden vermoord, werd hij alom geroemd. ‘Mijn haat krijgen jullie niet,’ schreef hij. ‘We zijn met z’n tweeën, mijn zoon en ik, maar we zijn sterker dan alle legers ter wereld.’ Het bericht werd miljoenen keren gedeeld en groeide uit tot een boek dat inmiddels in twintig talen is vertaald. In recensies wordt zijn boodschap humanistisch genoemd, waardig en een echte levensles. Hier stond een man die in staat was zijn verdriet te overstijgen – hij was een voorbeeld voor ons allemaal.

Nog geen half jaar later werd ook Mohamed El Bachiri zo’n voorbeeld. Net als Leiris verloor El Bachiri zijn vrouw en de moeder van zijn kinderen bij een terroristische aanslag, in de Brusselse metro dit maal. En net als Leiris toonde ook El Bachiri zich naderhand ongebroken. In het Belgische televisieprogramma De Afspraak riep hij op tot meer begrip en medemenselijkheid. Zijn optreden werd het meest bekeken fragment in de geschiedenis van de Vlaamse tv. Samen met bestsellerauteur David van Reybroeck schreef hij vlak daarna het boek Jihad van Liefde met dezelfde boodschap.

In De Wereld Draait Door vertelde Van Reybroeck hoezeer hij was getroffen door El Bachiri’s wijsheid, zijn kracht en zijn moed. Een Buddha noemde van Reybroeck hem daar, ‘een wijze uit Molenbeek’ en ‘een zeer groot man.’ Ook al was El Bachiri maar een eenvoudige metrobestuurder die zijn school niet had afgemaakt en maar weinig las, zo benadrukte van Reybroeck keer op keer – El Bachiri wist meer dan wij allemaal konden dromen. Juist door wat hij had meegemaakt. ‘De boodschap klinkt dubbel zo indringend van iemand die zo geleden heeft,’ aldus van Reybroeck.

El Bachiri zelf benadrukte ondertussen dat hij helemaal niet zo bijzonder was, dat er vele moslims zijn zoals hij, met dezelfde ideeën. Maar die moslims missen de morele superioriteit die een groot verlies kennelijk met zich meebrengt. En al vraagt Leiris zich in zijn boek af of hij wel aan de verwachtingen kan voldoen – ‘Heb ik nog het recht om niet dapper te zijn? Het recht om kwaad te zijn?’ – voor zijn fans maakt het niet uit. Voor hen is Leiris net als El Bachiri een held geworden.

*

Het is de angstcultuur waarin wij leven, zo verklaarde de Hongaars-Britse socioloog en schrijver van het boek Culture of Fear, Frank Furedi het fenomeen in een interview met Knack. Het is onze ‘risicoschuwe, door angst geobsedeerde maatschappij’ die mensen onzeker heeft gemaakt. Ze voelen zich machteloos, denken het leven niet meer aan te kunnen zonder therapeuten, life-coaches, zelfverklaarde experts of sterkte politici. Daarom zijn wij slachtoffers zo gaan bewonderen. Of zoals Furedi het zelf zegt: ‘Slachtoffers zijn de nieuwe helden geworden.’ Omdat iedereen zich een slachtoffer voelt die het leven eerder lijdt dan leidt. Zodoende zijn we werkelijk gaan geloven dat we onszelf en de ander alleen nog kunnen leren kennen in pijn en verdriet.

Het gevolg daarvan is dat het tegenwoordig loont om je leed te etaleren. Wie een held wil zijn benadrukt vooral zijn pijn. En dat wordt nergens zo duidelijk als de plek waar mensen het heftigst met elkaar concurreren – de entertainmentindustrie.

Of het nu in Holland’s Got Talent, The Voice, Idols of het Songfestival is, er is altijd wel een deelnemer die zingt voor zijn zieke moeder, danst voor zijn overleden opa of jongleert voor de zeldzame ziekte die hij heeft. Eens in de zoveel tijd gaat er weer een filmpje viraal van een of andere auditie, meestal in Amerika, waarin iemand against all odds de sterren van de hemel zingt.

Volgens hetzelfde principe is het tegenwoordig haast onmogelijk om een interview met een beroemdheid te lezen zonder dat het daarbij gaat over een doorstane postnatale depressie (Gwyneth Paltrow), psychische problemen (Lady Gaga) of een eetstoornis (Kesha). Voor de goedkeuring van het grote publiek is het daarbij overigens wel van belang dat het leed inmiddels overwonnen is – de zeer publieke, mentale breakdown die Britney Spears ooit meemaakte leverde haar destijds vooral hoon op. Kanye West verging het onlangs niet veel beter. De manier om het te presenteren is daarom zoals Brad Pitt dat recentelijk deed: ‘Ik heb tien jaar lang geworsteld met een depressie. Maar het leert je wel wie je eigenlijk bent. Ik zie het als een leerschool.’

Zelf zeggen de beroemdheden meestal dat ze fans die hetzelfde doormaken willen helpen en inspireren, door ze te laten zien dat ze er niet alleen voor staan. Maar tegelijkertijd is het ook een handige manier om een innerlijke wijsheid te suggereren. Te laten zien dat zij de leerschool hebben doorlopen, post-traumatisch zijn gegroeid, en zodoende weten waar het in het leven om draait. Alleen zo wordt je een echte held.

*

Net als Furedi constateert de Marokkaans-Israelische sociologe Eva Illouz dat het Westen tegenwoordig geobsedeerd is geraakt door pijn en verdriet. Volgens Illouz komt dat echter niet omdat de westerse mens zich een slachtoffer voelt, maar is het probleem dat hij er zo graag een wil zijn. De schone schijn van ellende noemt ze dat in haar boek Oprah Winfrey and the Glamour of Misery: An Essay on Popular Culture. En de basis daarvan ligt in wat sommigen ook wel ’the church of Oprah’ hebben genoemd.

Inmiddels is haar show alweer tien jaar van de buis, je zou het dus bijna vergeten (en Sandberg is dat kennelijk ook), maar als iemand de oermoeder genoemd kan worden van de boodschap dat lijden tot groei leidt, is het Oprah Winfrey wel. Oprah deelde alles met haar publiek, de armoede uit haar jeugd, het seksuele misbruik, de verslaving aan coke en foute vriendjes. Maar, zo benadrukte ze telkens weer – juist al die ellende hadden haar gebracht waar ze nu was. Het was niet ondanks, maar dankzij de pijnlijke lessen uit het verleden dat ze zo succesvol was.

Bij Oprah werd leed zo een transcendentale ervaring. Pijn en verdriet waren slechts vormen van opoffering, niet voor een hoger doel of een betere wereld, maar voor de persoon die je erdoor kon worden – de persoon die al in je zat en slechts wachtte om te worden bevrijd. ‘By making all experiences of suffering into occasions to improve oneself,’ schrijft Illouz, ‘Oprah ends up — absurdly — making suffering into a desirable experience.’

In de kerk van Oprah kwamen zo twee grote stromingen samen. Net als in de Christelijke traditie stond het lijden centraal, en was er ook ruimte voor wonderen en engelen, maar wat het echt Oprah maakte, waren de neoliberale principes van maakbaarheid die hier golden – als je maar graag genoeg wilt, hard genoeg werkt en de juiste instelling hebt, ligt het geluk voor het oprapen. Succes is dus een keuze, maar dan wel een die pas gemaakt kan worden als er voldoende is geleden.

Je zou het een religie zonder God kunnen noemen. Een religie waarin alleen de mens zelf nog wordt aanbeden.

*

Ooit was Hij het die wikte en beschikte, onze levens waren slechts een uiting van Zijn ondoorgrondelijke wegen. En wie niet in God geloofde kon zich altijd nog wenden tot ideologie – om te verklaren waarom dingen gebeurden zoals ze deden moest vooral gekeken worden naar de denksystemen die ons beheersten. Maar inmiddels is God dood, of heeft Hij Zich in ieder geval van de westerse mens afgekeerd, en zijn de meeste grote ideologieën al even levenloos. De enige ideologie die nog over is, het kapitalisme, doet zich voor als onzichtbare hand – niet iets waarvoor we kiezen, maar als een natuurkracht.

Sindsdien staat de mens er alleen voor. Het is nu zijn eigen geest die oppermachtig moet zijn. Het is aan hem om het noodlot te beteugelen (met als gevolg Furedi’s risicoschuwe maatschappij), en slaat dat noodlot evenwel toch toe, dan moet hij daar iets goeds en nuttigs mee te doen. Ervan leren, ervan groeien, erdoor bloeien. Om alle pijn, al het verdriet, de wanhoop en de eenzaamheid, in Godsnaam, niet voor niets te laten zijn geweest.

*

Wat leed bovenal doet, schrijft Sandberg in Optie B, is dat ze ons geloof in een rechtvaardige wereld aan het wankelen brengt. Ze berooft ons van een gevoel dat het leven controleerbaar en voorspelbaar is. Sandberg wil haar lezers dat geloof en gevoel daarom tot op zekere hoogte teruggeven. ‘When we are nog longer able to change the situation, we are challenged to change ourselves,’ citeert ze psychiater en Holocaust overlever Victor Frankl. Waar het om gaat, benadrukt ze telkens weer, is om niet opgezogen te worden door ’the void.’

Die goddeloze en ideologieloze leegte met andere woorden waarin niets nog houvast biedt. Die we daarom uit alle macht proberen te vullen met onszelf. De vraag is alleen of het ook werkt. Want al die voorbeelden die ons moeten sterken in het geloof dat ook wij dit aankunnen, al die levenslessenboeken en heldenverhalen van slachtoffers die ons via talkshows en talentenjachten bemoedigend toespreken, al die bewijzen van de kracht van de menselijke geest, al het geschreeuw dat de stilte moet verdrijven – wat ze vooral lijken te doen is de leegte alleen maar vergroten. Doordat ze ons steeds opnieuw weer een wereld tonen vol pijn en verdriet waar het noodlot altijd op de loer ligt en gevaar om elke hoek dreigt. Als het geen terroristische aanslag is dan wel een depressie of burn-out of liefdesverdriet. Of je geliefde valt op een dag gewoon dood neer.

Het lijkt een vicieuze cirkel te zijn – angst leidt tot het vereren van slachtoffers hetgeen alleen maar tot meer angst leidt.

We vrezen de leegte, maar doordat we onszelf tot alleenheerser hebben verklaard, nam die leegte alleen maar toe.

Misschien moeten we het dus wel omdraaien. Moeten we concluderen dat leed geen les is, dat geluk niet iets is waar je voor kiest en dat slachtofferschap je al helemaal geen beter mens maakt. Dat het in plaats daarvan is zoals Camus al stelde in De mens in opstand – het meest schokkende aan verdriet is niet dat het ons overkomt, maar dat het tijdelijk is. ‘Bij gebrek aan niet aflatend geluk zou lijden tenminste een lotsbestemming zijn. Maar nee, ook onze ergste martelingen houden op een dag op. Na zoveel wanhoop zal op een ochtend een niet te onderdrukken levenslust ons aankondigen dat alles voorbij is en dat lijden niet méér zin heeft dan geluk.’

Want het hoort erbij. Ziektes, ongelukken en de dood, als ook liefde en geluk. Ze horen bij het leven, het gaat ons allemaal overkomen en uiteindelijk komen we er ook bijna allemaal weer overheen. Over het verdriet en helaas vaak ook over de liefde. Daar hebben we verder geen hulp bij nodig van boeken of tv-programma’s of zelfverklaarde experts. Niet alles is een probleem dat opgelost moet worden, niet elke duistere emotie hoeft te worden verbannen, onze particuliere pijn is niet de maatstaf aller dingen, het leven stroomt hoe dan ook door; met of zonder ons. En hoe hard we ook schreeuwen, hoe luid het pandemonium van het doodsverdriet ook klinkt, met al die hooligans in lantaarnpalen, uiteindelijk zal er niets anders resten dan een onbegrijpelijke stilte.

Dit artikel verscheen 5 juli 2017 in de Groene Amsterdammer