Mens/onmens – recensie

De mens weeft zijn bestaan op verhalen. Wij zijn geen rationele wezens, geen optelsom van data en statistieken, en zo moeten we dus ook niet behandeld worden. Of zoals Bas Heijne stelde in zijn schitterende Huizinga-lezing, De betovering van de wereld (2013): ‘De mens wil dromen, interpreteren, betekenis geven, zin ontdekken. Als het niet goedschiks kan, dan kwaadschiks.’
Inmiddels zijn we zeven jaar verder en kun je gerust stellen dat dit proces vooral kwaadschiks verloopt. Complottheorieën en nepnieuws tieren welig, twijfel en tweedracht heersen, overal grijpen volksmenners de macht die feiten ondergeschikt maken aan verbeelding.
Betoogde Heijne in De betovering van de wereld nog dat wetenschap de wereld had ontdaan van zingeving, tegenwoordig mag de wetenschap wel wat meer gezag krijgen. Ja, de mens wil dromen, maar soms is het ook goed om hem wakker te schudden.
Het brengt Heijne in zijn nieuwe boek Mens/Onmens in een moeilijke positie. Want hoe trekt iemand als hij, iemand die zo gelooft in de kracht van verhalen, nog een scheidslijn tussen feit en fictie, waarheid en waarde, ratio en emotie? En waar blijft dan die mens die wil dromen? Het lastige is dat je wel bedroefd kunt constateren dat er een groeiende kloof bestaat tussen werkelijkheid en beleefde werkelijkheid, zoals Heijne doet, maar dat die beleefde werkelijkheid ondertussen het enige is wat we hebben, zoals Heijne ook constateert.
Neem de banaan. In Mens/Onmens komt het voorbeeld geregeld terug. Voor de een is die banaan een goed ontbijt, maar gooi hem op het voetbalveld naar een zwarte speler en de betekenis ervan verandert volledig. In dat geval is een factcheck waaruit moet blijken dat een banaan slechts een voedzame vrucht is van 88 calorieën dus ook zinloos, dat feit doet er helemaal niet toe. Of zoals Heijne zegt: ‘Hoe een banaan beleefd wordt, is voor ons vele malen belangrijker dan wat een banaan is.’ Wie de banaan als racistisch symbool wil bestrijden, zal daarom racisme als zodanig moeten analyseren: ‘Hij zal de maatschappelijke context van de haatbanaan moeten veranderen.’
En wie het huidige haatdebat wil veranderen moet zich dus evenzeer op de maatschappelijke context ervan richten. Het duurde even voordat deze lezer het begreep (of dacht het te begrijpen), maar dat is wat Heijne uiteindelijk in Mens/Onmens probeert te doen. Nu mensen zich steeds meer terugtrekken in hun eigen identiteit of groep wil Heijne onze beleving van de werkelijkheid veranderen. Niet met feiten, de mens is immers geen rationeel wezen, maar door middel van een verhaal. Een beter verhaal dan we nu hebben.
Want racisme mag dan een constructie zijn: ‘wie het bestrijdt bedient zich net zo goed van beelden en ‘constructies’ over rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid.’ Hetzelfde geldt voor de samenleving als geheel: wat we nodig hebben zijn nieuwe beelden en constructies.

Om tot dat betere verhaal te komen, wendt Heijne zich tot het liberalisme. In die ideologie vindt hij zowel de kern van het probleem als de oplossing ervoor.
Liberalisme, schrijft hij, komt voort uit de Verlichtingsidealen en is gestoeld op vier overtuigingen. Dat de mens vrij moet zijn om zelf te bepalen hoe hij zijn leven wil leven. Dat ieder mens in die keuzes gelijk is. Dat de macht verdeeld moet zijn. En dat alles steeds een beetje beter wordt, ‘zolang we ons hoofd er maar bij houden.’ Het zijn overtuigingen die in de loop der tijd veruit dominant zijn geworden, zeker bij de bestuurlijke elite. Van de VVD tot GroenLinks, allemaal achten ze zichzelf hoeder van liberale, progressieve waarden. Maar dat heeft het liberalisme uitgehold, aldus Heijne. De evenwichtskunst van het verenigen van verschillende maatschappijvisies is verzand in zuiver pragmatische haalbaarheidspolitiek. Visie heeft plaatsgemaakt voor technocratische besluitvorming. Er wordt geen antwoord meer geboden op de grote vragen: ‘”Wie zijn wij? Wat zijn wij elkaar verschuldigd?”‘ Het individu is ‘gereduceerd tot een door algoritmen aangestuurde homo economicus, een verzameling data die economisch geoptimaliseerd dient te worden.’
En daar wordt volgens Heijne een hoge prijs voor betaald. Er heerst een gedeeld gevoel van verlies van samenhang. Er is geen gemeenschap meer. ‘Vandaar de nieuwe hang naar de groep, de bubble, het houvast van de identiteit, het verlangen naar een ondeelbare uniekheid op basis van afkomst, nationaliteit, kleur, geloof, politieke overtuiging. Het verlangen samen te vallen met iets wat groter is dan jezelf, zodat de illusie van een soort van solidariteit en gemeenschap wordt hersteld.’ Met als gevolg dat de klassieke Verlichtingsidealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap steeds vaker en makkelijker opzij worden geschoven.

Het is een mooie, gedegen analyse die Heijne maakt. Soepel geschreven, getuigend van veel kennis van zaken, en doordrongen van een hartstochtelijk verlangen om het liberalisme te redden omdat de alternatieven zoveel slechter zijn. Tegelijkertijd echter bevat Mens/Onmens ook een enorme omissie. De olifant in de kamer, of degene die het uitzicht beperkt, want waar is in dit verhaal het neoliberalisme? In het hele boek komt de term niet voor. Dit terwijl het toch vooral het neoliberalisme is geweest dat (economische) handen en voeten heeft gegeven aan de liberale uitgangspunten.
De zogenaamd onpartijdige markt waar de macht zich automatisch zou verdelen? De privatisering van traditionele overheidsgebieden als zorg, onderwijs en huisvesting opdat de rationele mens ongehinderd door Staat of Kerk in alle vrijheid zelf kon bepalen hoe hij zijn leven wilde leiden? Het heilig verklaren van de waarheid in winst-en verliescijfers? Dat alles zijn de verdiensten van het neoliberalisme geweest. En het is ook het neoliberalisme geweest die van diezelfde vrijheid bovenal een vrijheid om te consumeren heeft gemaakt (laat zien wie je bent door de producten die je koopt). Die de ongelijkheid zo spectaculair heeft doen groeien. Die broederschap heeft veranderd in een survival of the fittest waarin een bloedige concurrentiestrijd heerst. En niet te vergeten: die door het grote geld van het bedrijfsleven maar al te vaak een parodie van de democratie maakt.
Als we het dan toch over een banaan hebben: die banaan kan ook kunst zijn en voor 120.000 dollar verkocht worden omdat hij met ductape aan een muur is geplakt. Ziedaar de zogenaamde rationaliteit van de markt. En toch is het diezelfde markt waar politici onze samenleving aan hebben uitgeleverd.
Waarom laat Heijne dit allemaal achterwege? Ziet hij economie als iets dat losstaat van cultuur? Of wil hij misschien niet te links overkomen, maar boven de partijen staan? Of is dit een halve complottheorie, teveel gedacht vanuit mijn eigen redenaties en beleving?

Van de drie Verlichtingsidealen, vrijheid, gelijkheid en broederschap, staat volgens Heijne broederschap tegenwoordig het meest onder druk. Wat hem betreft was dit altijd al de vreemde eend in de bijt. Vrijheid en gelijkheid gaan immers over de relatie tussen het individu en de samenleving, stelt hij. Broederschap daarentegen speelt zich af tussen mensen onderling. Het kan niet opgelegd of afgedwongen worden, maar moet van binnenuit komen. ‘Je moet het zelf voelen.’ Het is dan ook het ideaal van broederschap dat Heijne nieuw leven in wil blazen: ‘Hoe zorgen we ervoor dat we elkaar niet teveel gaan haten?’ Zijn antwoord is even gedurfd als mooi.
Aan de hand van Angela Merkel, Martin Luther King en Jezus Christus roept Heijne ons op om het onszelf moeilijk te maken. Om tegen onze eigen aandriften in te gaan en onze eigen opvattingen en identiteit te bevragen. ‘Wanneer wij ons niet inspannen ons daadwerkelijk in andere ervaringen dan die van onszelf te verplaatsen, ons daadwerkelijk in gedachtewerelden proberen in te leven die niet de onze zijn, als we niet bereid zijn tegen ons eigenbelang in te denken, onszelf te verliezen, zullen wij uiteindelijk zelf minder mens zijn. Onze eigen levens zullen dan even comfortabel als nietszeggend zijn.’ Om volledig mens te zijn zullen we onszelf geweld moeten aandoen, ons natuurlijke streven naar veiligheid onderuithalen en opzoeken wat we haten.
Prachtig. Het probleem is alleen dat Heijne, door het achterwege laten van een economisch systeem, alles reduceert tot een morele kwestie. Van een goed mens zijn of een onmens. Tegenover de benepenheid van de eigen groep plaatst hij een verhaal van inclusiviteit. Kies maar, zegt hij als het ware. Kies met wie je solidair wilt zijn. Kies hoe je wilt leven. Zo blijft hij de liberale waarden trouw, het rationele individu wikt en beschikt, maar ontkent hij tegelijkertijd ook zijn eigen uitgangspunt, namelijk hoezeer een verhaal, in dit geval het neoliberale, onze levens daadwerkelijk (ver)vormt.
Juist nu, nu overal ter wereld rechts-nationalistische xenofoben het politieke debat domineren, is het echter essentieel om dat neoliberale verhaal te benoemen. Politici als Trump, Orbán, Bolsonaro en Baudet doen dat namelijk nooit. Ze vallen de liberale waarden wel aan, maar scharen zich ondertussen volledig achter de economische pendant ervan, in goed Hollands ook wel VOC-mentaliteit, en het grootkapitaal. Heijne heeft gelijk als hij zegt dat broederschap niet kan worden afgedwongen, maar lijkt te vergeten dat het wel degelijk vernietigd kan worden. En dat het neoliberalisme (en/of kapitalisme) gedijt op een verdeel en heers techniek van gebroken gemeenschappen.
Of anders gezegd: wie de beleving van de banaan wil analyseren, zal zich ook moeten richten op het productieproces ervan en degenen die daarbij de winst opstrijken.

Deze recensie verscheen 19 februari 2020 in De Groene Amsterdammer