In feite laat the Conversation alles al zien. Alles waar we het nu over hebben in de discussie over privacy versus veiligheid. Francis Ford Coppola maakte de film in 1974, tussen twee Godfathers door. Het is een film over surveillance en paranoia, een film vooral die geldt als de ultieme verbeelding van eenzaamheid.
In het openingsshot zien we een plein – de bankjes zijn bezet, er speelt een bandje, een clown doet voorbijgangers na. Op de geluidsband zijn de stemmen van een man en een vrouw te horen, soms duidelijk dan weer weg golvend in het rumoer. We horen auto’s toeteren, het gedreun van een drum, gelach. Het zijn opnamen die Harry Caul heeft gemaakt, dit is zijn werk. Hij is een bugger, een afluisteraar, de beste in zijn vak. Ooit is het hem gelukt een zender te verstoppen in een kanarie.
Eenmaal in zijn geluidsstudio gaat Harry Caul aan de slag met de opnames van het plein. Hij probeert de stemmen van de man en de vrouw helder te krijgen, de omgevingsruis weg te drukken, hij spoelt de band terug en vooruit, draait aan de knoppen, en dan klinkt opeens die ene zin: ‘He’d kill us if he could.’
Tegenwoordig zijn de technieken natuurlijk verbeterd, maar dit is nog steeds hoe het werkt – uit de eindeloze stroom chaos en rumoer moet dat ene woord of zinnetje worden gedestilleerd. Een woord of zin waar betekenis in zit, waar dreiging uit spreekt, een aanslag zelfs. Dat is waar surveillance toe dient.
‘He’d kill us if he could’. In the Conversation beluistert Harry Caul de zin steeds opnieuw. Want wat betekent het? Zonder context niets, zo blijkt. Harry Caul gokt verkeerd en wordt meegesleurd in een intrige waarvan hij de spelers noch de regels kent. Niets blijkt te zijn wat het lijkt.
En ook dat is niet veranderd.
Onlangs verklaarde Google dat gmail gebruikers er redelijkerwijs niet vanuit kunnen gaan dat hun communicatie privé is. Daar was weinig ophef over want gmail gebruikers weten dat natuurlijk allang. Ze hoeven alleen maar naar de aangeboden reclames te kijken om te weten dat die zijn afgestemd op de inhoud van hun mails. Aan die reclames is echter ook goed te zien hoe slecht die afstemming werkt. Een zin als ‘Ik ben als de dood dat ik mijn examen niet haal’ leidt tot reclames voor een uitvaartmaatschappij. ‘Ik haat Parijs,’ tot een aanbod goedkope vluchten. Op Facebook is het voldoende om vrouw te zijn om bedolven te worden onder ultieme dieetoplossingen.
Op dezelfde manier maken ook overheden nogal eens een verkeerde inschatting. Alleen zijn de gevolgen in dat geval aanzienlijk groter. De Duitse staatsburger Khalid el-Masri werd in 2004 op vakantie door de CIA ontvoerd, gemarteld en uitgehongerd omdat zijn naam leek op een Al Qaida lid. In 2005 werd de elektricien Jean Charles de Menezes in Londen door de politie doodgeschoten omdat het adres van de flat waar hij woonde gevonden werd op het sportschoolpasje van een zelfmoordterrorist.
Losse woorden en zinnen betekenen niets. Niet zonder context. Overheden en bedrijven weten meestal niet teveel, maar juist te weinig.
Precies daarom is het argument ‘als je niets te verbergen hebt, heb je ook niets te vrezen’ ook zo gemankeerd. Op basis van toevalligheden kan iedereen verdachte worden. Door woorden of zinnen die uit het rumoer boven komen drijven, een dubieuze zoekopdracht, een oud adres in je emailbox, een vriend van een vriend op Facebook, de six degrees of separation maakt iedereen schuldig.
Nu tenminste nog wel. Want uiteindelijk krijgen de aanhangers van het ‘niets te verbergen, niets te vrezen’ mantra natuurlijk gelijk. Er komt een dag dat overheden en bedrijven wel alles van je weten. Alle context die ertoe doet, inclusief je intenties, dromen en angsten. Op een dag zal precies bekend zijn wie een goed mens is met nog betere bedoelingen, en wie niet. Het biometrische paspoort zal mistaken identities voorkomen, net als irisscans en onzichtbare toegangspoortjes die gezicht en houding identificeren. De techniek om informatie uit emails te filteren zal steeds beter worden. Er zijn al prullenbakken die je smartphone lezen, er is al een mechanische vlieg met een piepklein cameraatje in zijn kop. Koppel al die techniek aan iets als het Elektronische Patientendossier waarin aanleg, psychische afwijkingen en mogelijke dreiging genoteerd staan en op een dag wordt er geen fout meer gemaakt. Alleen zij die iets verbergen, moeten dan nog vrezen. In Rusland zullen ze tegen die tijd precies weten wie homo is en wie niet.
In de laatste scene van the Conversation weet Harry Caul dat hij nu zelf afgeluisterd wordt – the bugger gets bugged. We zien hoe hij zijn appartement ontmanteld, op zoek naar het zendertje. Hij trekt het behang van de muren, wrikt de houten planken uit de vloer, slaat zijn Maria-beeldje kapot, maar vindt niets. In 1974 gold dat nog als een verbeelding van paranoia, inmiddels is het een juiste voorspelling gebleken – uiteindelijk zal de controle onzichtbaar en alomvattend zijn.
De enige manier om daaraan te ontsnappen, om het recht te behouden om ongezien en ongehoord te blijven, om zelf te bepalen hoe je je leven inricht, is een leven te leiden buiten de samenleving. Het is wat Harry Caul probeerde en waarom the Conversation bovenal geldt als een film over eenzaamheid. Wie in de surveillance society zijn vrijheid wil bewaren staat er alleen voor.
Dit artikel verscheen 27 augustus 2013 in nrc.next