Het heilige lichaam

Het voelde alsof ik naar een andere wereld keek, naar een ander soort mens, een die tegenwoordig niet meer bestaat. Hij ziet eruit als wij, klinkt als wij, maar heeft een radicaal andere belevingswereld. Wat ik bedoel is: de film Rocky was vorige week op tv.

Nu heb ik die film al vaak gezien, het is een meesterwerk, en voor iedereen die om dat predikaat smaalt omdat het een boksfilm is met en van Sylvester Stallone: in 1977 won Rocky de Oscar voor beste film van concurrenten als Taxi Driver, All the President’s Men en Network, en terecht. Alles aan Rocky is even goed. Neem alleen al Adrian: nooit in de filmgeschiedenis is er een love-interest geweest die zo verlegen, zo muizig, zo gewoon is als zij, Aaaadrian!

Maar wat me deze keer trof was de slotscene, die waarin underdog Rocky zijn grote gevecht levert tegen wereldkampioen Apollo Creed. Beide boksers staan al veertien rondes overeind, beiden zijn letterlijk en figuurlijk kapot. Bij Rocky moet zijn oog worden opengesneden, Apollo heeft interne bloedingen. Hun trainers willen het gevecht staken, maar de boksers zetten door. Ze verwoesten hun lichaam omdat hier iets groters op het spel staat: trots, eer en respect voor elkaar.

Natuurlijk, het is een Hollywoodfilm en daarin moet altijd iets geofferd worden, maar waar het om gaat is wát er geofferd wordt. Wat de protagonist bereid is te verliezen en vooral: waarvoor. Uit die keuze spreekt een tijdsgeest, spreekt ideologie, de onuitgesproken, maar sturende set van normen en waarden die een cultuur beheerst. En zo’n scene als uit Rocky zou tegenwoordig dus ondenkbaar zijn. 

Als tegenwoordig al een lichaam verwoest wordt, zij het in fictie of non-fictie, is dat altijd negatief. Dan komt het door drugs of alcohol en moeten we medelijden hebben met zo’n figuur omdat de vernietigingsdrang voortkomt uit groot psychisch leed, liefst een geheim uit het verleden. Of zijn het soldaten die niet zelf hun lichaam offeren, maar geofferd worden. Of religieuze fanatici die hun lichaam (en dat van anderen) mishandelen voor een waanbeeld.

Om maar te zeggen: in de verhalen die onze cultuur vormen en erdoor worden gevormd, en daarmee ook ons denken en handelen sturen, is het menselijk lichaam het eindstation. Er staat niets boven, geen God of vaderland, en al helemaal geen trots of eer. Rocky bestaat niet meer. De nieuwe mens haalt zijn trots uit het lichaam zelf. Het pijnigt dat lichaam nog wel, zoals de whizzkids in Sillicon Valley of hun volgelingen met hun ijsbaden, vasten en fitness, maar dat is juist om het lichaam onverwoestbaar te maken, en productiever. Het lichaam moet optimaal gezond zijn, en blijven, strak en fit tot aan een dood die, vanzelfsprekend, zo lang mogelijk wordt uitgesteld.

Ooit was de dood de grote betekenisgever, schreef Yuval Harari onlangs in een stuk voor The Guardian. ‘For most of history the best human minds were busy giving meaning to death.’ Tegenwoordig zijn die best minds druk bezig de dood te verslaan. Ons sterven is geen metafysisch aangelegenheid meer, maar een technisch probleem. Zoals ook het lichaam beschouwd wordt als een stuk technologie, het hart is een motor waarvan de bedrading goed gesmeerd moet blijven.

In zijn stuk vraagt Harari zich af of de komst van het coronavirus onze houding tegenover de dood zal veranderen. Nee, is zijn antwoord, hoogstwaarschijnlijk zullen we, geconfronteerd met onze eigen kwetsbaarheid, alleen maar harder proberen om het menselijk lichaam te beschermen. Je ziet het al aan onze reactie op het virus, schrijft hij. Momenteel zijn onze helden verpleegkundigen en wetenschappers, en net zoals een filmpubliek weet dat Spiderman of Wonder Woman uiteindelijk de wereld zal redden door de slechterikken te verslaan, zo zijn we er ook van overtuigd dat over een paar maanden, misschien een jaar, de knappe koppen een vaccinatie of behandeling voor Covid-19 zullen hebben gevonden: ‘Then we’ll show this nasty coronavirus who is the alpha organism on this planet!’

Nee, zou ik ook zeggen. Je zag het al aan de reactie van politici wereldwijd. Een voor een, als lichten die uitsprongen, werden samenlevingen platgelegd. Het lichaam moest beschermd worden, ook al ging dat ten koste van de economie.

Economie versus mensenlevens, dat was de tegenstelling die maar al te vaak werd gemaakt. Wat ben je bereid te offeren: het leven van kwetsbare ouderen of de economische toekomst van jongeren? Het antwoord was in bijna elk land duidelijk. Met statistieken, grafieken en dodencijfers in de hand bezwoeren politici dat het niet anders kon, de wetenschap dicteerde dat dit de enige manier was, TINA – there is no alternative. In werkelijkheid echter is het juist het heersende economische systeem dat onze visie op het menselijk lichaam bepaalt. Ze zijn geen tegenstelling, maar horen bij elkaar.

Vooropgesteld: dat heersende economische model is het neoliberale kapitalisme en daarin wordt altijd een voorschot op de toekomst genomen. Zorg dat je nu zoveel mogelijk geld verdient, zo is het idee, dan kun je later kopen wat je nodig hebt. Zie de bezuinigingen op de zorg waardoor er nu te weinig IC bedden zijn, de privatisering van bedrijven die noodzakelijke medische middelen maken, de absurde macht van die bedrijven, het komt allemaal omdat er niet is nagedacht over wat de toekomst zou kunnen brengen, en bovenal omdat winsten in de toekomst niet tellen. Zie ook: de verwoesting van de aarde. 

Maar het lichaam dus. Het is bij uitstek onder het neoliberalisme dat een gezond lichaam het hoogste goed werd. En dat het nooit sterk, glad, fit, strak of productief genoeg kan zijn. Dit is de ideologie die bij het neoliberalisme hoort, die onuitgesproken set van normen en waarden die een cultuur beheerst: de eigen verantwoordelijkheid. Het politieke is persoonlijk gemaakt, problemen zijn geprivatiseerd. Succes is een keuze, net als falen dat is, met als gevolg dat mensen zijn gaan denken dat het aan hen ligt als ze niet slagen. Ook al zijn het politieke keuzes geweest om de arbeidsmarkt de flexibiliseren, de woningprijzen op te drijven, jongeren te belasten met schulden en hebben bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen ervoor gezorgd dat een werkdag nooit stopt. Om in zo’n systeem mee te draaien moet je wel fit zijn, moet je je lichaam wel zien als een machine dat tijdig zijn rust pakt om de batterij even op te laden. En moet je zeker niet teveel trots en eergevoel hebben want wie gaat er anders nog naar zijn bullshitbaan?

Harari verwacht dat we door de confrontatie met onze kwetsbaarheid nog harder gaan proberen om het menselijke lichaam te beschermen. Volgens hem zullen daarom de budgetten voor de zorg worden verhoogd, zullen er meer dokters en verplegers komen, zullen we eindelijk gaan investeren in de toekomst. Of beter gezegd: zal de politiek dit doen. Maar ik vraag het me af. Niet in de laatste plaats omdat dit een heel nieuw economisch systeem zou vereisen, een die niet meer draait om de groei en winsten van vandaag, maar die zorg draagt voor morgen. 

In het huidige systeem is de kans echter groot dat de politiek ons zal aanspreken op onze eigen verantwoordelijkheid, onder het mom dat voorkomen beter is dan genezen, en dat we die verantwoordelijkheid ook zullen nemen. Met mondkapjes en afstand, maar ook door ons lichaam nog gezonder te maken, meer te sporten, beter te eten, in de hoop dat dat ons zal beschermen. De lichaamscultus zal toenemen, net als de angst voor verval, en daarmee ook de afkeer van mensen bij wie het verval al heeft ingezet, het dorre hout.

Harari lijkt nog te denken dat er iets boven het lichaam staat, een gemeenschappelijk doel, een sterke staat, maar vergeet de neoliberale cultuur die het lichaam juist heilig heeft gemaakt. En zolang dat niet verandert, zal ook in post-corona tijden, net als nu, niet alleen de verantwoordelijkheid maar ook de schuld bij het individu worden gelegd. Het is aan jou of je een winnaar of verliezer bent, of je leeft of sterft. 

Overigens is dat nog iets aan Rocky dat tegenwoordig ondenkbaar is in een film. Het grote gevecht waar Rocky de hele film voor traint, waarvoor hij alles op alles zet, dat gevecht verliest hij. En toch doet dat niets af aan de strijd, niets aan zijn eer, omdat het nooit om winnen of verliezen ging, maar om de manier waarop een mens in het leven staat, met opgeheven hoofd en rechte rug. Zelfs al verwoest die houding zijn lichaam.

Dit artikel verscheen 16 juni 2020 in NRC Handelsblad en 23 juni in De Standaard