de markt van schuld en boete

gevangenis1

Het gebeurt als ik die reclame zie waarin Ali B. via de telefoon zijn zoontje toezingt, of als ik weer eens op de website van GeenStijl ben beland, of als ik over de bezuinigingsplannen van staatssecretaris Teeven voor het gevangeniswezen lees: dan denk ik aan Bamboozled van Spike Lee. En aan het idee achter die film, dat we weliswaar allemaal gevormd worden door de cultuur om ons heen, maar dat wij ook degenen zijn die bepalen hoe die cultuur eruit ziet. Door alles wat we doen en maken, elke beslissing die we nemen: wij zijn het die de wereld vormgeven.

Als Teeven zijn zin krijgt kunnen bedrijven binnenkort veel geld verdienen met het straffen van burgers. Dan worden gevangenissen geprivatiseerd. Ondernemingen zullen het zijn, gericht op winst en groei. De producten zijn in dit geval de gevangenen: hoe meer er daarvan zijn, hoe groter de gedraaide omzet is. Schuld en boete als groeimarkt.

Zulke ondernemingen hebben vanzelfsprekend weinig baat bij een daling van de criminaliteit. In de Verenigde Staten, waar al langer private gevangenissen bestaan, spenderen grote bedrijven dan ook miljoenen aan het lobbyen bij de overheid. In The caging of America, een recent artikel uit The New Yorker, haalt Adam Gopnik een jaarverslag aan van de Corrections Corporation of America waarin het investeerders nog eens fijntjes wordt uitgelegd: voor de groei van het bedrijf is het essentieel dat er een zerotolerancebeleid bestaat op gebieden als immigratie en drugs. Misdaad loont in dit geval.

Gopnik noemt het de creatie van een monster: ‘A capitalist enterprise that feeds on the misery of man trying as hard as it can to be sure that nothing is done to decrease that misery’.

Al voeden natuurlijk wel meer bedrijven zich met deze misery. Vorig jaar nog bracht Adidas een sneaker op de markt waar de ketens al aan vast zaten, je hoefde de oranje schakels alleen nog rond je enkels te klikken. De drager ervan kon zowel voor gevangene doorgaan als voor slaaf (pas na veel protest trok Adidas de schoen terug). Of wat te denken van alle pimps en thugs in commerciële hip hop voor wie schotwonden eremedailles zijn en doing time status verleent. Er wordt al lang geklaagd over die buitensporige verering van geweld, maar wie over iets anders rapt, krijgt nauwelijks een platencontract. Het zijn de white suits van de grote platenlabels die zo het eendimensionale beeld bepalen waar veel jongeren in achterstandswijken zich aan spiegelen, zo blijkt uit de veelgeprezen documentaire Beyond Beats and Rhymes. Of zoals rapper Chuck D. het daarin zegt: ‘They want to put soul in a bottle, so they can put manhood in a bottle, so they can put the bottle in advertisement.’ En daar wordt veel geld mee verdiend. Niet in de laatste plaats door artiesten die bereid zijn zich te schikken naar het gewenste stereotype.

Nu gelden in Nederland gelukkig andere stereotypen: hier maken rappers vooral huilerige liefdesliedjes, daar krijg je de gevangenissen niet mee vol. Bedrijven voeden zich dan ook niet zozeer met ‘the misery of man’, het is nog erger: ze voeden zich met ‘man itself’. Zo is Ali B. zelfs bereid de relatie met zijn zoontje in te zetten om ons een telefoonabonnement aan te smeren. In de almaar toenemende commercialisering van de samenleving verwordt ook het privé-leven tot handelswaar.

In de film Bamboozled heeft de televisiemaker Pierre Delacroix er genoeg van. Genoeg van de wereld van uitbuiting en uitsluiting die we met zijn allen draaiend houden. Hij bedenkt een televisieshow die zo aanmatigend is, zo racistisch, dat het publiek het wel moet zien. Het is een spiegel die hij ze wil voorhouden waarin de dominante cultuur wordt uitvergroot. Hoe alles van waarde wordt misbruikt. Die spiegel is een minstrel show, vol kluchtige zang en dans waarin de zwarte hoofdrolspelers hun gezicht met houtskool hebben ingesmeerd: de zogenaamde blackfaces.

De show wordt een doorslaand succes. Eindelijk een tv-programma dat tegen de politiek correcte, linkse elite durft in te gaan, zo juichen publiek en recensenten. Want natuurlijk zijn die blackfaces maar een geintje, entertainment, meer niet. ‘Are you a nigger?’ roept de publieksopwarmer naar het live-publiek voor aanvang van de show. ‘Yes sir, I’m a nigger!’, klinkt het massaal.

Delacroix is niet bestand tegen het succes. Hij laat zich meeslepen door alle prijzen die hij wint, al het geld dat hij verdient en gaat daaraan ten onder. Omdat hij door het spel mee te spelen, ook al was het met de bedoeling dat spel op te blazen, iets van waarde misbruikte en zichzelf daarmee vernederde.

Wat draag je bij? Dat is de vraag. Wat voor wereld help je creëren? Internationale onderzoeken wijzen keer op keer uit dat het privatiseren van gevangenissen geen kosten bespaart. En toch zet Teeven door. En zijn ook het CDA en de PvdA al overstag. Is het onder druk van lobby? Er zijn vast genoeg bedrijven die staan te trappelen om een graantje mee te pikken. Of misschien volgen Teeven en consorten gewoon slaafs de tijdsgeest: die waarin de markt altijd efficiënt heet te zijn, elke handel goed is en politici niets met moraal van doen hebben, maar vooral technocraten zijn.

Wat de reden ook is, het heeft gevolgen. Want wie bereid is om zichzelf, of anderen te reduceren tot handelswaar, ook al zijn het ‘maar’ gevangenen, draagt bij aan een cultuur die iedereen zijn menselijkheid ontneemt. En die bal kaatst, zoals Delacroix liet zien, uiteindelijk altijd terug.

Dit artikel verscheen 10 april 2013 in nrc.next