Oprahfication: het begin van een theorie

Lezing in politiek-cultureel centrum De Balie, voor Weerwoord 2007

‘Begin van een theorie en daarom af en toe wat kort door de bocht.’ Zo heb ik dit betoog genoemd, het is maar dat u het weet.

Uiteindelijk is het allemaal de schuld van Oprah Winfrey. Misschien niet alles, maar wel veel. Zeker in de literatuur.

Vooruit, ze heeft er met Oprah’s book club voor gezorgd dat duizenden dikke huisvrouwen Anna Karenina zijn gaan lezen, en zich er nog in herkenden ook, maar dat weegt niet op tegen de schade die ze heeft aangebracht.

Want let wel: Oprah Winfrey is er hoogstpersoonlijk verantwoordelijk voor dat het beeld (de televisie) de literatuur in een vernietigende identiteitscrisis heeft gestort
.

Laat me dat uitleggen.

25 jaar geleden werd de televisie in Amerika nog gedomineerd door blanke mannen – die goeie ouwe tijd. Talkshows bestonden wel, maar waren vooral bedoeld om meningen en ideeën uit te wisselen. De stand van het land werd besproken en hoe het nu verder moest.

En toen kwam Oprah. Een zwarte, emotionele vrouw die vanaf de allereerste uitzending haar ziel en zaligheid op tafel legde. Oprah vertelde alles, over haar jeugd waarin ze seksueel misbruikt werd, over haar tienerjaren waarin ze aan de drugs was, over de armoede waarin ze opgroeide en de weelde die later in de vorm van eten een eeuwig gevecht bleek. Niets was taboe in haar shows, niet voor Oprah zelf en niet voor haar gasten.

Haar gasten: eindelijk konden zij hun verhaal doen. Het waren de outcasts, de vergetenen en de genegeerden, iedereen die niet paste in de dominante blanke cultuur kreeg bij Oprah een plek. Homoseksuelen, travestieten, depressieve huismoeders, drugsverslaafden, ghettokids, alles wat niet blank én mannelijk was deed zijn verhaal en liet zo zien hoe het was, ja hoe het voelde om hen te zijn.

Er werd gelachen en gehuild, gedeeld en gespeeld, ideeën waren niet interessant, gevoelens is waar het om ging!

De Wall Street Journal sprak destijds van “oprahfication”: public confession as a form of therapy. Het bleek niet minder dan een revolutie. Emotie TV was geboren en de verheerlijking van het persoonlijke kon beginnen. Tot aan het jaar 2007 waarin televisie naast dansende en schaatsende sterren, vooral draait om dat: aangrijpende verhalen.

Jambers, Reportage, Shockdoc, I shouldn’t be alive, Real Lives: allemaal opvallende verhalen van opvallende mensen. Mensen die vaak tegen hun zin in hele uitzonderlijke situaties zijn beland.

En hebben ze dat vrijwillig gedaan, dan noemen we het Reality TV. Want vergis u niet: het lijken allemaal van die gewone mensen in Big Brother en de Gouden Kooi, de Nanny en Extreme Life Makeover, allemaal precies zoals u en ik, maar dat zijn ze natuurlijk niet.
 Wanneer was u tenslotte voor het laatst op tv?

Je zou het de verliteraturisering van de tv kunnen noemen.

Ik zeg maar wat: Een oude man, de viezerik, wordt hopeloos verliefd op de dochter van zijn hospita, het was gister nog in Jambers te zien.

Vorige week, op National Geographic: een prachtige documentaire over een man die geobsedeerd is door een witte walvis.

Oh en zeer aangrijpend: Dr Phil interviewde laatst vanuit de gevangenis een man die zomaar uit het niets een arabier doodsloeg op het strand.

Eén druk op de afstandbediening en de grootste, de mooiste verhalen uit de literatuurgeschiedenis trekken aan ons oog voorbij. We zien Humbert Humbert praten, kapitein Ahab vertellen, Mersault zwijgen. Ze laten ons zien wie ze zijn, de beelden flitsen voorbij, en we leven met ze mee. 
En dat allemaal in de tijdsspanne van een kwartier.

Literatuur, het lijkt tegenwoordig niets meer dan een tijdvretende en bovenal ouderwetse manier om een kijkje te nemen in het leven van een ander.

Wat kunnen schrijvers nog doen? Hoe moeten ze zich verweren tegen deze beeldenstorm, deze tirannie van het letterlijke?

Een tijd lang leek het antwoord te liggen in de protagonisten. De literatuur begon zich juist te concentreren op hele gewone mensen, mensen die nooit op tv zouden verschijnen. Nihilistische twintigers bijvoorbeeld die zich vooral verveelden. Zie Brett Easton Ellis, Douglas Coupland, Generatie Nix.

Dat werden vervolgens nihilistische dertigers: ambtenaren of wetenschappers, met saaie banen op kantoren, weinig opvallends te melden, totaal ongeschikt voor tv. Zie het vroege werk van Houellebecq, of in een lichtere, want vrolijke variant het uiterst normale en saaie leven van Bridget Jones.

En toen begon iedereen opeens een weblog. Gewone mensen vertelden op het internet over hun gewone leven, beschreven wat ze deden en wat hun kat nu weer had uitgespookt. Televisie concentreert zich op de uitzondering, internet is de viering van ‘het normale’. 
En wederom had de literatuur het nakijken.

En nu? Wat is nu haar reactie?

Het toevoegen van plaatjes is een trend.

Jonathan Safran Foer doet het in Extremely Loud & Incredibly Close; Marisha Pessl doet het in haar veelgeprezen Special Topics in Calamity Physics; in Nederland doen Saskia de Coster het in Eeuwige Roem en Marcel Moring in Dis. En dat zijn nog maar een paar voorbeelden.

If you can’t beat them, join them, lijkt het devies. Duidelijker kun je niet maken dat de rol van het woord is uitgespeeld.

Maar wat moet je anders als zowel de verhalen als de personages elders zoveel beter aan bod komen?

Twee mogelijkheden:

Ten eerste: De taal weer centraal stellen, werkelijk de competitie met het beeld aangaan. De vraag is alleen of daar wel genoeg lezers op zitten te wachten. Bij de uitreiking van de Ako literatuur prijs vatte Albert Verlinde het boek van genomineerde Joris Note samen als ‘het heeft wel erg veel woorden’.

Ten tweede: een idee hebben. Een idee over de wereld, een idee over deze tijd. Een idee over de mens in het algemeen en de samenleving waarin zij leeft. Weg met de kleine verhalen, het grote verhaal is waar het om gaat. Visies en vergezichten, ja, als het goed is komen de hemelbestormers eraan!

Met hartelijke dank aan Oprah Winfrey.